In het artikel wordt getwijfeld aan de toekomst van de mbo-3-medewerker in de kinderopvang. Helen Schiltmeijer, manager VVE bij de Amsterdamse welzijnsorganisatie Combiwel, noemt de toekomst zorgelijk. ‘Er is, gechargeerd, nog plaats voor mbo-3-studenten in de invalpoule en als oudercontactmedewerker. Maar eerlijk gezegd krijg ik dan van schoolbesturen terug dat ze toch liever met een mbo-4-medewerker samenwerken’, zegt ze in het artikel.

Opleidingsachtergrond

Tegelijkertijd is de ene mbo-3-medewerker de andere niet. Dat vindt ook Schiltmeijer. Zij noemt bijvoorbeeld mbo-3-medewerkers die, door hun dijk aan ervaring, inmiddels al lang functioneren op het niveau van mbo-4 of hbo. Het is kortom te beperkt om alleen te kijken naar de opleidingsachtergrond van een medewerker. Belangrijker is om een gevarieerd team samen te stellen met verschillende kwaliteiten.

Nadruk op taalkwaliteit

Lex Staal van de Brancheorganisatie vindt de tendens om vooral te zoeken naar hbo’ers niet terecht. Een argument dat tegen hbo’ers pleit, is dat ze bijvoorbeeld minder trouw zijn aan hun baan dan mbo’ers. Als vergelijking noemt hij de zorg, waarin hbo’ers na een tijdje weer verder willen en vertrekken. Er is, wat Staal betreft, een te grote nadruk op VVE en taalkwaliteiten van pedagogisch medewerkers, terwijl genegenheid en warmte voor de kwaliteit van kinderopvang minstens zo belangrijk zijn.

Cao kinderopvang

Er wordt gekeken hoe er in de cao nog beter ruimte vrij gemaakt kan worden voor een hbo’er op de groep. Het liefst zou Staal de cao kinderopvang in de toekomst willen combineren met de cao voor het primair onderwijs. Het wordt dan eenvoudiger om gecombineerde banen in opvang en onderwijs uit te oefenen.

Lees het complete artikel in Calibris Vizierop pagina 18 en 19.