Vanochtend hoorde ik het nieuwsbericht dat honderdduizenden kinderen in armoede opgroeien en wel een extraatje zouden kunnen gebruiken. Maar vaak is onduidelijk welke kinderen dat geld nodig hebben. Dat blijkt uit het onderzoek ‘Armoede in de klas’, uitgevoerd in opdracht van het Jeugdeducatiefonds, de Stichting Kinderpostzegels en ABN AMRO.
Blijkbaar vindt zeven op de tien leraren op de basisschool het moeilijk om in te schatten welke kinderen in armoede opgroeien en welke niet. Ze stellen zelfs dat contact houden met ouders wel kan helpen om armoede te signaleren.
‘Laatst zei zelfs een leerkracht “ik laat jouw medewerkers toch ook niet met onze ouders praten?!”
Goh, en laten wij (lees sector kinderopvang en peuterwerk) al met minstens 70 procent van alle ouders dagelijks contacten onderhouden. De kinderen zijn dan wel pas 0 tot 4 jaar, maar in het geval van armoede kan je er maar het beste vroeg bij zijn. Daarnaast merken wij armoede meteen als ouders hun rekening niet meer kunnen betalen. Daarbij komt ook dat in een gezin vaak meerdere kinderen zijn, waarvan oudere kinderen dan al in het basisonderwijs zitten.
Toch merken we helaas ook dat er in het geval van zorgproblematiek niet altijd naar onze signalen wordt geluisterd. Laatst zei zelfs een leerkracht “ik laat jouw medewerkers toch ook niet met onze ouders praten?!”. Tja in de vier jaar ervoor waren het nog “onze ouders”.
Och nee, kinderen in Nederland worden pas met 4 jaar geboren…!