Hij doet zijn uitspraken in het Dagblad van het Noorden. Poolman, docent aan Hogeschool Windesheim in Zwolle, deed onderzoek naar de taalontwikkeling van kinderen in de Oost-Groningse dorpen Wagenborgen, Woldendorp, Termunten, Meedhuizen en Spijk. In deze regio zijn relatief veel kinderen die achterblijven met taalontwikkeling. Poolman denkt zo’n 30 procent. Vreemd genoeg was het gemiddelde in de dorpen gelijk aan het landelijke gemiddelde, maar dat komt volgens de onderzoeker omdat de verschillen heel groot zijn. Het gemiddelde taalniveau wordt omhoog gehaald door een groep kinderen die juist heel goed scoort op taal.
Ouders betrekken
Poolman keek hoe taalachterstanden het beste bestreden kunnen worden. Het is volgens hem belangrijk dat ouders betrokken worden bij de aanpak van achterstanden. En die toon richting ouders moet niet bevoogdend of belerend zijn. ‘Als professionele opvoeders oprechte interesse tonen voor de leefwereld van ouders en kinderen, komen ouders eerder over de drempel.’
Kindcentrales
Idealiter is de bestrijding van taalachterstand dus niet alleen iets van de school. Naast ouders, moeten ook de kinderopvang en (indien een kind daar naartoe gaat) ook het peuterwerk betrokken worden bij een gezamenlijke aanpak van taalachterstanden. Poolman ziet zo’n samenwerking voor zich in de vorm van kindcentrales (een soort van IKC’s). Daarin moet veel aandacht zijn voor opvoedondersteuning en educatie aan ouders. In Engeland zouden volgens hem al gunstige ervaringen zijn opgedaan met deze aanpak.
Poolman deed zijn uitspraken tijdens een symposium van de gemeente Delfzijl en Kennisplatform Kindcentrum Noord-Groningen.
Gaat achterstandsgeld wel naar de kinderen die daar het meeste behoefte aan hebben? Het Centraal Bureau voor de Statistiek is bezig met een onderzoek naar hoe nieuwe indicatoren beter kunnen voorspellen welke kinderen daadwerkelijk een risico lopen op achterstanden. Lees meer