Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Onderzoek: verruimde inzetbaarheid BIO’s geeft lucht

Het Expertisebureau Kinderopvang heeft in opdracht van het ministerie van SZW onderzoek gedaan naar de ervaringen van kinderopvangorganisaties rond de verruimde inzetbaarheid van BIO's, toezichthouders die meer rekening houden met verzachtende omstandigheden en coronamaatregelen. De resultaten geven een goed beeld van hoe organisaties deze maatregelen gebruiken of ervaren hebben.
Onderzoek naar maatregelen personeelstekort

Binnen de kinderopvang is sprake van grote personeelstekorten. Het kabinet heeft in december 2021 maat­regelen aangekondigd die op korte termijn meer lucht moesten geven aan de kinderopvangsector in het kader van het personeelstekort. Het gaat om de verruimde inzetbaarheid van beroepskrachten in opleiding en het bij toezicht en handhaving rekening houden met situaties ten gevolge van personeelstekorten. Het kabinet heeft met de VNG en GGD GHOR afgesproken dat zij bij toezicht en handhaving rekening houden met situaties door personeelstekorten. Bij verzachtende omstandigheden (denk aan: een werknemer die plots ziek is en niet kan worden vervangen) worden de situaties opgenomen in het inspectierapport, maar kan er geadviseerd worden om geen handhaving plaats te laten vinden. Een vragenlijst over deze onderwerpen is verstuurd naar 2678 mailadressen uit het Landelijk Register Kinderopvang en van hen 217 respondenten de volledige vragenlijst ingevuld.

Verruimde inzetbaarheid van BIO’s

De meerderheid van de respondenten maakt gebruik van de maatregel of gaat dat misschien nog doen (in totaal 73 procent). Opvallend is dat een relatief groot gedeelte van de respondenten met 1 of 2 locaties niet van plan is om gebruik te maken van de maatregel (31 procent). Wat hierin mogelijk meespeelt is dat het voor kleine organisaties wat lastiger kan zijn om een beroepskracht in opleiding (BIO) in te zetten. Aan de andere kant geeft een nog groter aantal van de kleine organisaties aan er mis­schien nog gebruik van te maken. Naast kleinschaligheid van de organisatie zijn nog drie knelpunten genoemd: de tijdelijkheid en korte duur van de maatregel; de onmogelijkheid om BIO’s als vast gezicht in te zetten en de onmogelijkheid om beroepskrachten op een VVE­-groep in te zetten. (Ten tijde van het onderzoek was de maatregel nog niet verlengd.)

Formatief inzetten

De meerderheid van de respondenten geeft aan de beroepskrachten in opleiding die er al waren meer forma­tief in te zetten (65,8 procent). Een kleine 20 procent geeft aan de beroepskrachten in opleiding die er al waren gedeeltelijk meer te zijn gaan inzetten. En 15 procent van de respondenten zet de beroeps­krachten in opleiding die er al waren, niet meer formatief in. Sommige van deze respondenten vinden het überhaupt niet verantwoord om beroepskrachten in opleiding formatief in te zetten.

Benutten

Een kleine minderheid (6,8 procent) geeft aan de geboden ruimte volledig te benutten; bij hen bestaat de formatie nu voor maximaal 50 procent uit beroepskrachten in opleiding. Ongeveer een derde meldt dat de inzet van beroepskrachten in opleiding zich bevindt tussen een derde en de helft van het aantal in te zetten beroepskrachten. Een bijna even grote groep geeft aan dat de formatie voor maximaal een derde uit beroepskrachten in opleiding bestaat.

Maatregel verlengd

Ruim de helft van het aantal respondenten geeft aan van plan te zijn om nieuwe beroepskrachten in opleiding te laten starten als de maatregel wordt verlengd en ruim een kwart geeft aan dit misschien te doen. Een vijfde geeft aan niet van plan te zijn nieuwe be­roepskrachten in opleiding te laten starten als de maatregel wordt verlengd. Gelet op verschillen tussen organisaties, lijken respondenten van grote organisaties in verhouding vaker van plan om nieuwe beroepskrachten in opleiding te laten starten als de maatregel verlengd wordt.

Effecten van de maatregel

De meerderheid van de respondenten heeft het aantal openstaande vacatures door de maatregel (gedeel­telijk) kunnen verminderen (65 procent). Ook is gevraagd naar de impact van de maatregel op de werkdruk voor de collega­beroepskrachten en op de pedagogische kwaliteit. De maatregel lijkt op beide aspecten een andere impact te hebben. Voor wat betreft de werkdruk voor collega-beroepskrachten, is het beeld wisselend; de respondenten zien over­wegend geen verschil of een afname van de werkdruk voor de collega­beroepskrachten, terwijl een kleine groep respondenten aangeeft dat de werkdruk juist is toegenomen. Wat betreft de pedagogische kwaliteit ziet de overgrote meerderheid geen verschil in pedagogische kwaliteit als gevolg van de inzet van beroeps­krachten in opleiding. Van de groep respondenten die wel een verschil ervaart in pedagogische kwaliteit (een kleine 30 procent), ervaart ongeveer de ene helft een afname, terwijl de andere helft juist een toename van de pedagogische kwaliteit ervaart.

Verzachtende omstandigheden in toezicht en handhaving

De meerderheid van de respondenten is op de hoogte van de afspraken over verzachtende en verzwarende omstandigheden in het toezicht (76 procent). De bekendheid met deze afspraken neemt toe naarmate de organisaties groter zijn. Wat betreft ervaringen met deze afspraken is het beeld wisselend: 5 procent geeft aan dat er rekening is gehouden met verzachtende omstandigheden, 7 procent zegt dat er soms wel en soms geen rekening werd gehouden met verzachtende omstandigheden. En ruim 11 procent geeft aan dat er geen rekening is gehouden met verzachtende omstandigheden. De meerderheid van de respondenten geeft aan sinds januari nog geen inspectie te hebben gehad of dat er geen overtredingen waren geconstateerd bij de inspectie (77 procent).

Coronamaatregelen

In het onderzoek zijn ook enkele vragen gesteld over de Corona pandemie en de wenselijkheid van maatregelen op locatie als het nodig is om de kinderopvang open te kunnen houden. Het gaat om het werken met cohorten of bubbels, het 1,5 meter afstand houden tussen volwassenen en het dragen van mondkapjes door de beroepskrachten. Uit de gegeven antwoorden blijkt dat het dragen van mondkapjes de minst wenselijke maatregel wordt gevonden (80 procent). De meerderheid van de respondenten vindt ook het werken met cohorten (heel) onwenselijk 59 procent). Het 1,5 meter afstand houden bij het brengen en halen daarentegen wordt door de meerderheid van de respondenten gezien als (heel) wenselijk (79 procent).

Grootste impact op de pedagogische kwaliteit

Als er gevraagd wordt naar wat van de pandemie en maatregelen de grootste impact heeft op de pedagogische kwaliteit, komt een top 5 van onderwerpen naar voren:
⦁ De afwezigheid van pedagogisch medewerkers door ziekte of quarantaine.
⦁ Het contact met ouders: in de meeste gevallen ging het om het gemis van dit contact, maar in twee gevallen werd de afwezigheid van ouders bij het brengen en halen ook als positief punt genoemd. Ook werd door sommige respondenten benoemd dat dit contact onprettig was, vooral waar het gaat om het al dan niet brengen van kinderen met symptomen.
⦁ De afwezigheid van kinderen tijdens de lockdown of vanwege ziekte of quarantaine.
⦁ De angst en onrust bij pedagogisch medewerkers, maar ook bij ouders en kinderen.
Eén onderwerp heeft geen directe relatie met de pedagogische kwaliteit, maar werd wel vaak genoemd: Het vaak wijzigen van maatregelen en de veelheid aan maatregelen.

Het complete rapport is terug te vinden op de site van het Expertisebureau Kinderopvang

 

De tijdelijke coulanceregeling voor de inzet van beroepskrachten in opleiding wordt met (minimaal) twee jaar verlengd. Tot in ieder geval 1 juli 2024 mogen beroepskrachten in opleiding (BIO’s) voor 50 procent van de personeelsbezetting op een kindercentrum worden ingezet. 

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen account, maak dan hieronder een account aan. Lees ook de spelregels.