Als je op een babygroep werkt ben je van dichtbij getuige van de razendsnelle ontwikkeling van jonge kinderen. Je ziet ze iedere week weer groeien en veranderen. Juist daarom speel jij een belangrijke rol in het tijdig signaleren van eventuele zorgen in de ontwikkeling. Maar hoe herken je dergelijke signalen? Waar let je op, hoe help je een baby vooruit, en wat bespreek je met ouders?
Nienke Bergsma is kinderfysiotherapeut. Ze merkte in haar werk dat veel motorische problemen bij baby’s pas (te) laat worden gesignaleerd. Daarom ontwikkelde ze onder meer een kalender en een app met informatie, tips en trucs om de ontwikkeling en de motoriek van baby’s te leren begrijpen en te stimuleren. Daarnaast traint ze ook pedagogisch professionals in een online gecertificeerde academie.
Weet waar je op moet letten
Volgens Nienke kun je door te kijken naar hoe baby’s zich bewegen al vroeg signalen oppikken. ‘In de eerste drie maanden reageren baby’s vooral op reflexen. Dan is er nog weinig bewust gedrag te zien. Maar daarna? Dan wordt het pas echt interessant.
Juist vanaf dat moment valt er veel te ontdekken, als je weet waar je op moet letten. Pedagogisch professionals die hun kennis over baby’s bewegingsontwikkeling verdiepen, kunnen mogelijke ontwikkelproblemen veel eerder herkennen.’ En dat is cruciaal, benadrukt Nienke: ‘Hoe eerder je erbij bent, hoe beter we deze baby’s kunnen helpen.’
Asymmetrisch bewegen
En wat zijn de punten waar pedagogisch professionals dan bijvoorbeeld alert op moeten zijn? ‘Denk bijvoorbeeld aan asymmetrisch bewegen.’ Geeft Nienke aan. ‘Soms kan het je opvallen dat een van de baby’s veel dingen met één hand doet. Het kindje grijpt bijvoorbeeld met één hand naar een speeltje, terwijl de andere arm steeds weinig tot niet beweegt. Of misschien beweegt het kind heel schokkerig, of juist heel traag.’
Voorkeurshouding
Nienke geeft aan dat het ook belangrijk is om op te letten of baby’s controle hebben over de motoriek van hun hoofdje. Na ongeveer twee maanden moet een baby in rugligging zelf het hoofdje van links naar rechts kunnen bewegen. Je kunt dit makkelijk checken door een leuk speeltje te pakken en voor een baby te houden die op een aankleedkussen ligt. Beweeg het langzaam van links naar rechts, en weer terug. Kijk of dit kindje zijn hoofd moeiteloos meebeweegt om het speeltje te volgen. Lukt dit nog niet zo goed? Dan kun je ouders de tip meegeven om dit ook thuis te blijven oefenen.’
Omdat een dergelijke voorkeurshouding bij één op de zes baby’s voorkomt en bij vijfenzeventig procent naar rechts, vindt Nienke het belangrijk om altijd recht vooruit te verschonen. ‘Hiermee bedoel ik dat je niet aan de zijkant staat, want dan kijkt die baby steeds naar rechts om naar jou te kijken, maar recht voor de voetjes van de baby. Zo dwing je hem of haar het hoofd naar beide kanten te bewegen en voorkom je dat de voorkeurshouding versterkt wordt doordat ze alleen maar naar één kant kijken.’
Contact maken
Iets anders waar je op kunt letten volgens Nienke is of een kindje aandacht heeft voor jou. ‘Volgt de baby je met zijn ogen? Lacht dit kind? Maakt het geluidjes? Herkent de baby vader en moeder? Vanaf drie maanden zou dit wel het geval moeten zijn. Als dit niet zo is en de baby maakt weinig contact is het belangrijk om hier echt alert op te blijven. Misschien ziet of hoort dit kindje niet goed?’
Huilbaby
Een volgend punt dat Nienke aanstipt gaat over baby’s die zich heel veel overstrekken en huilen. ‘Dat is vaak een signaal van pijn,’ legt ze uit.
‘Een huilbaby kan ouders volledig uitputten. Veel baby’s onder de zes maanden huilen regelmatig, maar wanneer dit meer dan drie uur per dag gebeurt, minstens drie dagen per week, en als dat drie weken lang aanhoudt zonder duidelijke medische oorzaak, spreken we van een huilbaby.
Logisch dus dat ouders dan naar de kinderarts stappen. Toch blijkt in slechts één tot twée procent van de gevallen een medische oorzaak, zoals een koemelkallergie, echt de boosdoener. In de meeste gevallen ligt het anders en is het dus zaak om goed naar het hele plaatje te kijken.’
Reflux
Nienke geeft aan dat deze signalen van pijn soms wel na een voedingsmoment kunnen komen. ‘Dan zou reflux een van de boosdoeners kunnen zijn. Zeker als ze veel spugen direct na de voeding. Als een baby aan de borst wordt gevoed, weet je niet hoeveel melk dat kind binnenkrijgt. Dat reguleert zichzelf. Bij flesvoeding meten we alles precies af. Terwijl het ene kind misschien minder nodig heeft dan het andere kind. We forceren kinderen als het ware om die hele fles leeg te drinken. Ik zou zeggen geef liever steeds iets minder dan meer bij een baby die last heeft van reflux. En geef dan wat vaker op de dag. Fijn als de voeding erin blijft en het spugen minder wordt. Hou deze baby dan ook het liefst een halfuur na de voeding rechtop vast, zodat de voeding kan zakken.’
Zak aardappelen
Maar een baby die nooit huilt of lusteloos is, kan ook reden voor extra alertheid zijn. ‘Sommige baby’s kunnen heel slap aanvoelen,’ geeft Nienke aan. ‘Ze zakken als het ware als een zak aardappelen door handen heen als je ze optilt. Aan de andere kant kunnen sommige kinderen ook juist weer heel stijf zijn. Er hoeft niet gelijk iets heel ernstigs aan de hand te zijn. Misschien is het kind lusteloos omdat het meer prikkels nodig heeft. Een baby die gespannen aanvoelt en stijf en schokkerig beweegt is wel reden om meteen aan de bel te trekken.’
Blijf in gesprek met ouders
Al deze bovenstaande voorbeelden kunnen dus aanleiding zijn om met de ouder te overleggen volgens Nienke. ‘Ik hoop echt dat professionals hier meer over leren, zich er beter in gaan verdiepen en dus vaker signalen oppakken. Zij maken dit kind lang mee op de groep en weten zo veel. Omdat ze een goede band met ouders hebben kunnen ze het gesprek mooi aankaarten.’
De observaties zijn hierbij heel belangrijk volgens Nienke. ‘Hou goed bij wat je bij dit kind ziet en maak er desnoods een filmpje van. Als er binnen een maand nog geen ontwikkeling te zien is, dan is het echt belangrijk om het gesprek aan te gaan.
Het hoeft niet gelijk heel zwaar te zijn, maar vertel gewoon wat je is opgevallen en of ze dit al eens hebben aangekaart bij het consultatiebureau. Je zou ouders ook eens kunnen adviseren naar een kinderfysiotherapeut te gaan. Ik zeg altijd: “Doe dit liever te vaak dan één keer te laat.” Zo geef je een baby de allerbeste start.’