Dat de zeven gemeenten de harmonisatie later invoeren, komt door uiteenlopende redenen. Het komt bijvoorbeeld door een nog onzekere financiering van het onderwijsachterstandenbeleid of omdat een gemeente te maken krijgen met een gemeentelijke herindeling.
Vervolgonderzoek
In opdrachten van het ministerie van Sociale Zaken bekeek bureau Buitenhek de omvorming van peuterspeelzaalwerk in de periode januari tot en met mei 2018. Dit is eigenlijk een vervolgonderzoek op eerdere onderzoeken naar feiten en cijfers rond peuteropvang. Daaruit bleek dat in januari 2017 een meerderheid van alle gemeenten het peuterspeelzaalwerk had omgevormd. Dit vervolgonderzoek zoomde in op de groep die de harmonisatie in december 2017 nog niet voltooid had. Verder werd er gekeken naar het effect van de harmonisatie in gemeenten waar al wel geharmoniseerd was.
Zelfstandige voortzetting
Eind 2017 waren er nog 1360 geregistreerde peuterspeelzalen in Nederland, van in totaal 332 houders. Zij waren in 167 gemeenten gevestigd. Het grootste deel van de gespecialiseerde peuterspeelzaalhouders heeft de exploitatie vanaf 1 januari 2018 zelfstandig voortgezet (88 procent). 10 procent droeg de activiteiten over aan een kinderopvangaanbieder en 2 procent aan een onderwijsbestuur.
Bijna geen vraaguitval
Belangrijk is dat de gemeenten en aanbieders die al geharmoniseerd zijn grotendeels laten weten amper iets te merken van vraaguitval en dit ook niet voor de toekomst te verwachten. 6 procent denkt meer dan 10 procent vraaguitval te verwachten door de harmonisatie. Die vraaguitval is vaak gerelateerd aan beleidskeuzes van de gemeente. Denk aan het beperken van het gesubsidieerde aanbod voor peuters van vier naar twee dagendelen of het aanpassen van de startleeftijd van 2 naar 2,5 jaar.
Aanvullend onderzoek
Eind 2018 wordt nog een aanvullend onderzoek gedaan naar de eventuele vraaguitval na de harmonisatie. Opvallend is dat enkele aanbieders in het onderzoek van Buitenhek aangeven juist meer vraag naar peuteropvang te zien na de harmonisatie omdat de netto-bijdrage van ouders is gedaald.
In Amsterdam en Rotterdam vreesden sommige aanbieders van peuteropvang dat er een flinke vraaguitval zou komen na de harmonisatie. Bijvoorbeeld aanbieder Peuter & Co die sinds de harmonisatie minder peuters naar de voorschool zien komen. Zorgelijk omdat juist deze groep kinderen de voorschool zo goed kan gebruiken. Lees meer
Geld volgt kind
De meeste aanbieders hanteren na harmonisatie hetzelfde aantal uren aanbod. In slechts 5 procent van de gemeenten is het aanbod verruimd naar een halve dagopvang. Verder zag Buitenhek dat de subsidieregeling ‘geld volgt kind’ het meest populair is. Dit betekent dat gemeenten kiezen voor een subsidiebijdrage die is gekoppeld aan geplaatste peuters waarbij de subsidie wordt verrekend met de aanbieder. Enkele gemeenten hebben een procedure waarbij ouders zonder aanspraak op kinderopvangtoeslag de subsidie zelf aanvragen bij de gemeente en ze de subsidie rechtstreeks en zonder tussenkomst van de aanbieder ontvangen.
Uurtarief peuteropvang
Wat betalen ouders gemiddeld voor peuteropvang na de harmonisatie? Ook daar keek Buitenhek naar. De tariefstelling voor het peuteropvangaanbod bedraagt gemiddeld € 7,80 voor ouders die recht hebben op kinderopvangtoeslag. De daadwerkelijke kostprijs van peuteropvang ligt meestal hoger dan het verkooptarief. Nog een opvallend punt uit het onderzoek is dat veel aanbieders en gemeenten vinden dat ze veel inzet hebben moeten doen aan informatieverstrekking naar ouders.
Arbeidsvoorwaarden knelpunt
Het meest genoemde knelpunt dat aanbieders ervaren is de harmonisatie van arbeidsvoorwaarden. Aanbieders geven aan dat zij meer knelpunten hebben ervaren om de harmonisatie van arbeidsvoorwaarden op basis van een sociaal plan te realiseren.
Lees hier het vervolgonderzoek naar aanleiding van Wet harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzalen