Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Meer sturen op bezetting en locaties

Realisaties bijhouden, meer sturen op bezetting, zorg voor een plan B en op tijd locaties sluiten. Overcapaciteit is namelijk een van de grootste hindernissen voor herstel. Dat is in het kort de visie van Ceel Elemans, sectormanager Kinderopvang ING.
Hoe staat de kinderopvang ervoor nu er economisch gezien weer licht aan de horizon verschijnt?
Hoe staat de kinderopvang ervoor nu er economisch gezien weer licht aan de horizon verschijnt? - Foto: anp

Het Economisch Bureau van de ING presenteerde in maart een update over de kinderopvang. Hoe staat de kinderopvang ervoor nu er economisch gezien weer licht aan de horizon verschijnt, luidt de vraag. De update baseert zich enerzijds op desk research (beschikbare cijfers), anderzijds op gesprekken met ondernemers en bestuurders van kinderopvangorganisaties. Daarnaast beschikt de ING zelf natuurlijk over ervaringen met eigen klanten.

Golfbewegingen

Ceel Elemans is sectormanager Kinderopvang. Zijn dagelijkse bezigheden hebben betrekking op een groot deel van het publieke domein. Dat wil zeggen woningcorporaties, lagere overheden, onderwijs en goede doelen. ‘In het publieke domein zie je altijd golfbewegingen door onder meer de demografische ontwikkeling’, zegt hij. ‘Voor het onderwijs laten die demografische ontwikkelingen zich redelijk voorspellen. De kinderopvang staat echter onder invloed van meerdere factoren. Overheidsbeleid bijvoorbeeld. Denk aan de bijdrageregeling of het verschuiven van het ene ministerie naar het andere.’

Je ziet grote verschillen tussen organisaties in de kinderopvang, vindt Elemans. ‘Gemiddeld draait de kinderopvang verlies. Maar er zijn ook nog steeds organisaties die zwarte cijfers schrijven. Natuurlijk is ook voor hen de booming business voorbij. Je moet je verdienmodel aanpassen. Dat hebben succesvolle organisaties gedaan.’

Flexibiliteit

Zeventig procent van de kosten in de kinderopvang is personeelskosten, achttien procent is huisvesting. Elemans: ‘Dat zijn dus de belangrijkste elementen die je in de gaten moet houden. Veel ondernemers houden locaties open met het idee dat het volgend jaar aantrekt. En dat denken ze al twee jaar op een rij of langer nog. Waar zitten de locaties? Hoe ontwikkelt de wijk zich – qua geboortecijfers en werkgelegenheid? Daar draait het om. Daarnaast moet je goed kijken naar de prijs-kwaliteitverhouding. Niet veel ouders zullen meer willen betalen dan het vastgestelde uurtarief. Maar ze willen wel meer flexibiliteit, minder uren, niet in de schoolvakantie. Dat kan niet voor dezelfde prijs. De prijs van een veertigwekenarrangement moet op niveau zijn. De vaste kosten lopen ook in de vakantie door. De behoefte bij ouders naar meer flexibiliteit moet je snappen, daar moet je wat mee doen. Maar daar hoort wel een hoger uurtarief bij. Er zijn nog steeds ondernemers die dat vergeten.’

Kwaliteit

Hoewel in de kinderopvang vaak gemopperd wordt dat ouders alleen nog naar prijs kijken en niet meer naar kwaliteit, gelooft Ceel Elemans daar niet in. ‘Ouders kiezen niet alleen voor goedkoop. Zij willen ook dat de pedagogisch medewerkers kwalitatief goed zijn.’ De pedagogische kwaliteit moet je dan wel laten zien. Het eerste contactmoment laat bij nogal wat organisaties te wensen over, is de ervaring van Elemans. ‘Ik zie op dat gebied grote verschillen en dus verbetermogelijkheden. Het is een verschrikkelijk belangrijk moment, een commerciële kans, waarop een organisatie haar professionaliteit kan laten zien. Ouders staan op het punt te beslissen of ze voor vier jaar, acht jaar of zelfs meer klant van je worden. Dat kun je niet laten afhangen van de pedagogisch medewerker van dienst en of die daar toevallig gevoel voor heeft. Daar moet een plan van aanpak voor zijn, een protocol waarin staat wat het beleid is in het omgaan met potentiële klanten.’

Onvoorspelbaar

De kinderopvangmarkt is onvoorspelbaar. De omzet daalt dit jaar nog met twee procent, maar regionaal zijn de verschillen groot. Dat betekent voor ondernemers dat ze iedere maand nauwgezet hun realisatie moeten volgen en dat ze steeds nieuwe prognoses moeten maken, zegt Elemans. Hij vindt dat er verschillende scenario’s klaar moeten liggen: best case, worst case en most likely. Organisaties moeten tijdig kunnen omschakelen naar plan B. Dat kan zijn het sluiten van een locatie of snijden in de overhead. Nog te weinig organisaties durven door te pakken en locaties te sluiten. Ook bij faillissementen blijven locaties vaak overeind bij een andere aanbieder. Volgens Elemans is overcapaciteit een factor die de toekomst onzeker maakt. ‘Die overcapaciteit moet er nu echt uit.’

Bij het omschakelen naar een ander scenario moeten alle stakeholders meegenomen worden. Als bankman ziet hij dat niet altijd gebeuren. ‘De bank wordt vaak in een vrij laat stadium geïnformeerd. Laat de bank meedenken met mogelijke maatregelen. Samen kom je soms makkelijker tot een oplossing. Mijn ervaring is dat grote organisaties minder moeite hebben om al vroeg een gesprek bij de bank aan te vragen. Maar deze sector kent veel kleine organisaties.’

Vet op de botten

De kinderopvang kent niet alleen veel kleine organisaties, maar ook veel organisaties met weinig vet op de botten. Dat betekent ook dat een strakke sturing plaats moet vinden op de bezetting. ‘Ook ouders kun je sturen. Steeds meer ouders hebben te maken met het nieuwe werken en kunnen hun werktijd gemakkelijk zelf regelen. Daar zou een kinderopvangorganisatie gebruik van kunnen maken door ze te sturen naar minder goed bezette dagen als woensdag en vrijdag. Het is ook in het belang van ouders. Als je kinderopvangorganisatie het financieel niet meer trekt, komt het kind op straat te staan.’

Ondernemerschap heeft met lef te maken. Als een organisatie kopje onder gaat, loopt ook de verhuurder van het pand huurinkomsten mis. Dat kan een argument zijn om een huurcontract open te breken. ‘Als je er niet over begint bij de verhuurder verandert er niets. In de buurt staat een fantastisch pand leeg, daar wil je wel heen. Kost veel minder, maar ja, daar moet wel verbouwd worden. Wat heeft de verhuurder er voor over als je blijft? Met hoeveel kan de huur omlaag? Houd je huisvesting flexibel en denk na over huur of eigendom. Ga in gesprek met scholen om tijdelijk gebruik te maken van lokale leegstand. Dat is slim vastgoedmanagement.’

Extra steun

En hoe zit het met de bank? In hoeverre is die nog bereid om een goed nieuw plan te financieren? Ook daarover klaagt de branche. Elemans: ‘Als een ondernemer wil investeren en hij heeft een goed sluitend businessplan en hij heeft afgelopen jaar zwarte cijfers geschreven, dan gaan wij natuurlijk in gesprek. Maar er zijn natuurlijk wel veel onzekere variabelen in deze sector. Op basis van “het is nog een jaartje lastig, maar volgend jaar…” geven wij niet zo gemakkelijk extra steun. Er moet altijd een gezonde financiële afweging aan ten grondslag liggen.’

Ook van de overheid verwacht Elemans het nodige. Namelijk een stabiel en voorspelbaar beleid. Daar ligt een rol voor de brancheorganisatie. ‘De komende acht jaar moet er niet te veel veranderen. Geen stelselwijziging. De ouderbijdrage moet niet te veel schommelen. Als organisaties al niet veel vet hebben, dan kunnen ze een stelselwijziging niet aan. Maar als er een goed, solide kader komt voor de kinderopvang, dan komt het positieve gevoel wel weer terug.’

‘Veel ondernemers houden locaties open met het idee dat het volgend jaar aantrekt’

‘Wat heeft de verhuurder ervoor over als je blijft? Met hoeveel kan de huur omlaag?’

Update Kinderopvang: belangrijkste conclusies

De omzet daalt dit jaar met twee procent, maar de regionale verschillen zijn groot. De grote steden in de Randstad kenden een forse krimp, maar profiteren als eerste van een aantrekkende vraag.
Het aantal geboorten neemt licht toe, maar tot 2017 blijft het aantal basisscholieren afnemen. De vraag naar bso blijft dus onder druk staan.
De vraag blijft afnemen, het aanbod stijgt. 2014 liet nog een groei van vier procent zien van het aantal dagopvanglocaties. Verklaringen:
–        Veel aanbieders gaan uit van een aantrekkende markt en zetten alles op alles om te overleven.
–        Ontslagen medewerkers beginnen voor zichzelf.
–        Na faillissement worden locaties bijna nooit opgeheven, maar ze gaan over naar een andere aanbieder.
Gemiddeld draait de kinderopvang verlies. De solvabiliteit is onwenselijk laag. De helft van alle organisaties voldoet niet aan de streefwaarde voor liquiditeit.

Tips van ING

1. Ontwikkel een heldere visie op kinderopvang
Kinderopvang moet bedrijfsmatig en pedagogisch een visie hebben op kinderopvang, op integrale kindvoorzieningen en op samenwerken met scholen, sportverenigingen en welzijn.
2. Baseer het verdienmodel op basis van regionale en lokale behoefte
Lokaal, regionaal, en zelfs op wijkniveau, verschillen de demografische en economische ontwikkelingen en dus de behoefte aan kinderopvang. Breng dat in kaart, evenals de wensen van ouders.
3. Leg de beslissingsbevoegdheid zo laag mogelijk in de organisatie.
Om op lokale verschillen in te kunnen spelen, moet men lokaal besluiten kunnen nemen. Opschaling naar het hoofdkantoor, vanwege bezuinigingen op overhead, is daarmee in strijd. Kijk naar het Buurtzorg-model.
4. Bouw flexibiliteit in
Niet alleen personeel, maar ook huisvesting en financiering, moet flexibel zijn. Schakel over van bezit naar gebruik. Deel personeel met andere organisaties.
5. Creëer klantgericht oplossingen
Wees innovatief. Decentralisatie van jeugd- en ouderenzorg naar de gemeente kan nieuwe mogelijkheden bieden. Wees flexibel, maar niet tegen elke prijs.
6. Investeer in personeel
Professionaliteit van medewerkers is van doorslaggevend belang voor ouders.
7. Stuur op bezettingsgraad en liquiditeit
Actieve bijsturing bij onderbezetting is essentieel om financieel grip te houden. Vooruitbetaling en strak crediteurenbeleid is hard nodig.
8. Begroot conservatief
Het plannen en begroten op basis van scenario’s stelt organisaties in staat om tijdig bij te sturen.
9. Heroverweeg huisvestingsbeleid
Locaties die niet rendabel zijn, zullen het niet snel worden. Overweeg samenvoeging of samenwerking met scholen.

Auteur: Astrid van de Weijenberg

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen account, maak dan hieronder een account aan. Lees ook de spelregels.