
Dit meldt de FNV op basis van een onderzoek onder bijna 5.500 medewerkers in de kinderopvang, uitgevoerd door onderzoeksbureau Bluefield, voorheen Totta Research.
‘Dat de werkdruk in de Kinderopvang enorm hoog is, is geen verrassing. Maar dat het probleem bij bijna alle kinderopvangmedewerkers speelt, is toch best schrijnend. Dit is ook de reden waarom wij dit onderwerp tijdens de afgelopen cao-onderhandelingen zo hoog op de agenda hebben gezet en er zelfs medewerkers voor hebben gestaakt,’ zegt Debbie van Leiden, FNV-bestuurder Kinderopvang.
Jongere werknemers
Jongere werknemers (tot 34 jaar) ervaren vaker een hoge werkdruk dan hun oudere collega’s. Het type opvang waar mensen werken, blijkt geen invloed te hebben op hoe men de werkdruk ervaart. Zowel in de dagopvang, buitenschoolse opvang, VVE en peuteropvang zijn de ervaringen vergelijkbaar. Ook toont het onderzoek geen significante verschillen tussen leden van de vakbond (56 procent van de respondenten) en niet-leden (44 procent).
Overschrijding BKR
73 procent van de respondenten geeft aan dat er te weinig collega’s zijn om het werk mee te doen. Ook zegt 7 op de 10 dat het aantal kinderen op een groep te hoog is.
Dit duidt mogelijk op een discrepantie in de beroepskracht/kindratio (BKR). Van Leiden: ‘Diverse respondenten noemden de overschrijding van de BKR als gevolg van de hoge werkdruk. Om te onderzoeken of het om incidenten gaat of dat er sprake is van een trend, is de FNV vorige week een meldpunt gestart. De wettelijke grens van het aantal kinderen per groep is er namelijk niet voor niets. Als je je daar niet aan houdt, wordt de werkdruk nog hoger, komt de kwaliteit van de opvang meer onder druk te staan en komt zowel de veiligheid van de kinderen als de medewerkers in het geding.’
Het complete onderzoek vind je hier.
Reactie BVOK
De BVOK betoogt dat de FNV-bevindingen niet representatief voor de sector zijn. De FNV verwijst voor haar bevindingen naar het onderzoek van Bureau Totta Research. De BVOK zegt daarover: ‘Totta deed online onderzoek onder werknemers in de kinderopvang (110.000) en ontving 5.481 ingevulde vragenlijsten. Dat is krap 5 procent van de werknemers. 95 procent gaf geen antwoord. Met slechts 5 procent respons doen alsof elke uitspraak van dat handjevol deelnemers geldt voor alle medewerkers in de kinderopvang is onverantwoord. Een eerlijke uitspraak van FNV is dus: 9 van de 10 deelnemers aan de online vragenlijst zegt werkdruk te ervaren. Dat is 4,5 procent van alle werknemers in de kinderopvang.
Oververtegenwoordiging jonge gezinnen
De BVOK schrijft verder dat veruit de meerderheid (3178) tussen de 25 en 45 jaar (58%) is. ‘Daarvan heeft 68% (2165) zelf jonge kinderen (0 tot 12 jaar). Slechts 6% is jonger dan 25 jaar en 16% ouder dan 55 jaar. Een wel erg scheve verdeling, met een oververtegenwoordiging van jonge gezinnen, waarbij de pedagogisch medewerker in haar rol als moeder vrijwel zeker een heel andere druk ervaart dan werkdruk door niet-groepsgebonden werk en de bkr, namelijk: het verenigen van je parttime baan en je gezin. Van alle deelnemers werkt slechts 17% fulltime.’
Eigen belang FNV
De BVOK vindt dat de FNV het eigen belang stelt boven het belang van de sector. ‘Leden werven, weer een plek aan de cao-tafel, en verzet tegen de door BVOK aangetoonde juridische onhoudbaarheid van ‘wel/niet groepsgebonden uren’ gekoppeld aan een onwettige cao-BKR, zijn voor de FNV belangrijker dan (werken in) de kinderopvang. BVOK vraagt FNV opnieuw: neem je maatschappelijke verantwoordelijkheid, kies voor het belang van werknemers, ouders en kinderen. Zet je schouders eronder en stop met het verspreiden van desinformatie.’