In 2005 is gestart met tripartiete financiering. Ouders, overheid en werkgevers zouden ieder een derde van de kinderopvangkosten voor hun rekening nemen. De overheid komt anno 2015 deze afspraak niet na. De overheidsfinanciering is van 2011 tot en met 2014 teruggelopen van 2,1 miljard naar 700 miljoen. Stel je dat eens voor: een bezuiniging van twee derde van het totale budget. Daarmee is de kinderopvang de hardst getroffen sector in Nederland.
Bijzonder dat ouders – ondanks de economisch zware tijden – evenveel aan kinderopvang zijn blijven uitgeven. Degenen die al klant waren, zien dus wel degelijk onze (meer)waarde. Zij zijn minder uren gaan afnemen. Logisch, gezinnen hebben het zwaar door de recessie. Zij geven echter niet minder uit aan kinderopvang. Ze betalen per uur meer, omdat de overheid per uur fors minder bijdraagt. Het benadrukken van het beeld dat de kinderopvang is gekrompen door de recessie, is een sterk staaltje ‘framing’ door de overheid. Het is een stuk prettiger het beeld te scheppen dat het meer aan externe factoren ligt dan aan het eigen beleid.
‘Nog meer flexibiliteit en een prijzenoorlog’
En dat lukt aardig. In de media wordt gekopt: kinderopvang is duur. In dit digitale tijdperk wordt zo’n stelling al gauw – zonder kritische noot – de massa in geslingerd. Dat heeft effect op onze potentiële klanten. Als reactie hierop lijken de stakeholders in de kinderopvang zich te laten vangen als een konijn in de koplamp: nog meer flexibiliteit en een prijzenoorlog. Oudercommissies strijden voor lagere tarieven, ondernemers pleiten tijdens de cao-onderhandelingen voor de nullijn, onderwijspartners willen ineens een open relatie. Geen fraai beeld. Stakeholders, onderken waar het probleem echt ligt! Beter toveren we een konijn uit de hoge hoed en maken we ons hard voor een opwaartse beweging van kwaliteit en toegankelijkheid.
De vorige keer schreef Pauline Schellart een weblog over ’traditionele lestijden’ in haar weblog Boerenverstand >>