Dit adviseert Marike van Gemert van de Academie voor Praten met Kinderen. Zij vindt het een valkuil als professionals in gesprekken met kinderen op zoek gaan naar een bevestiging van hun vermoedens van mishandeling. ‘Als je niet bij de politie werkt, hoef je niet op zoek te gaan naar bewijs.’ Van Gemert vindt dat een vermoeden eigenlijk al voldoende is om stappen te ondernemen. Wel is het slim om signalen te verhelderen. Niet door een kruisverhoor op kinderen los te laten, maar om te vragen hoe een kind zich voelt.
Goede vragen
Voorbeelden van goede gesprekken om een beter beeld te krijgen:
- Vraag naar dagelijkse routines, die geven veel informatie over de gang van zaken in een gezin. Hoe verloopt de opstart van de dag? Wie zorgt er voor lunch, fruit en avondeten? Hoe gaat het als het kind weer thuiskomt uit school? Hoe zijn de avond en de nacht? Hoe slaapt het kind?
- Vraag naar de beleving van het kind. Hoe vindt het kind het om elke dag zelf op te moeten staan en naar bed te gaan? Hoe voelt het zich als er ’s nachts geschreeuw is beneden? Wat doet het kind dan meestal? Hoe gaat het met hem nu het dit aan jou heeft verteld?
- Vraag door op nare én leuke dingen. Hoe gaat het als er ruzie is? Wat gebeurt er nog meer dat niet leuk is? Wat is het ergst? Hoe gaat het als het gezellig is? Wanneer is het gezellig? Bij wie voelt het kind zich veilig?
- Vraag wat het kind het liefste wil. Hoe zou het kind zijn situatie het liefst zien? Wat zou het opleveren als dat werkelijkheid wordt? Wat gaat er nu niet goed? Wat denkt het kind dat er moet gebeuren? Wat zou het kind willen dat jij voor hem doet?
- Vraag dóór op wat het kind vertelt, maar onderwerp het kind niet aan een kruisverhoor. Het belangrijkste dat je doet is luisteren.
Uit een onderzoek van GGD Amsterdam blijkt dat pm’ers slechts in één derde van de gevallen waarbij zij zorgen over kinderen hebben (die mogelijke signalen van kindermishandeling zijn) ook daadwerkelijk de meldcode kindermishandeling raadplegen. Wat gaat er mis? Lees meer