Voor Gjalt Jellesma was de Amsterdamse zedenzaak het heftigste wat hij heeft meegemaakt als voorzitter van oudervereniging BOinK, zegt hij in Het Parool. ‘Het was in alle opzichten een keerpunt. In de eerste plaats voor de tientallen slachtoffers en de ouders die er direct mee te maken hadden. Hun leven zou nooit meer hetzelfde worden. Maar ook voor de hele branche, voor de gemeente, voor toezichthouders was de impact enorm. Bij iedereen was er direct het besef dat er alles aan gedaan moest worden om te voorkomen dat dit ooit nog kon gebeuren.’
De zaak rond het Hofnarretje was het startpunt van een kwaliteitsslag. Amsterdam liep voorop met maatregelen en protocollen die de veiligheid moesten vergroten. Het Stedelijk Bureau Handhaving Kinderopvang voerde onaangekondigde inspecties uit en deelde boetes uit aan dagverblijven die het niet zo nauw namen met de voorschriften. Intussen ging de branche aan de slag met het doorvoeren van verbeteringen, wat uiteindelijk zou leiden tot de op 1 januari 2018 ingevoerde Wet IKK (Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang).
Vierogenprincipe
Een van de voornaamste veranderingen, zegt Asja Godthelp, adjunct-directeur van brancheorganisatie BK, is het vierogenprincipe. ‘Dit komt erop neer dat medewerkers nooit alleen met een kind kunnen zijn. Dat vergde behoorlijk wat aanpassingen: er kwamen camera’s en babyfoons in slaapvertrekken en verschoningsruimten, veel crèches werden verbouwd zodat er meer glas en doorkijkjes kwamen, maar het vergde ook een verandering in de organisatiecultuur. Inmiddels is het doodnormaal dat collega’s bij elkaar naar binnen lopen als ze met een groep kinderen bezig zijn. Transparantie is de nieuwe norm geworden.’
Ook is er een systeem van continue screening ingevoerd. Dat houdt in dat de overheid een register bijhoudt waarin medewerkers gekoppeld zijn aan de organisatie waar ze werkzaam zijn. Naast de Verklaring Omtrent het Gedrag die nodig is om te werken bij een kinderdagverblijf, wordt permanent bijgehouden of iemand de wet overtreedt. Op het moment dat dat gebeurt, krijgt de kinderopvanglocatie waar de persoon werkzaam is een melding en wordt voorkomen dat die persoon ooit nog op een andere plek aan het werk kan.
Mannen in de kinderopvang
Mannen in de kinderopvang is echter nog altijd een precair punt. ‘Veel kinderdagverblijven wilden ze liever niet meer in dienst hebben, en ook ouders wilden het liever niet. Gevolg was dat veel mannen zich lieten omscholen en iets anders gingen doen,’ aldus Godthelp. ‘Na het Hofnarretje is er veel verbeterd in de branche, maar het verder teruglopen van het aantal mannelijke medewerkers beschouw ik als iets negatiefs. Uit onderzoek blijkt dat het voor de ontwikkeling van jonge kinderen belangrijk is rolmodellen te hebben, vrouwelijke én mannelijke. Tegelijkertijd snapte ik ook wel dat direct na de zedenzaak bij ouders en kinderdagverblijven het animo om met mannen te werken gering was.’
‘In andere landen ligt het percentage mannelijke werknemers veel hoger,’ zegt Jellesma. ‘In Zweden en Duitsland is 20 procent van de crèchemedewerkers man, in Nederland 2 procent. Toen de affaire op het Hofnarretje aan het licht kwam, kregen kinderdagverblijven boze ouders aan de telefoon die eisten dat er geen mannen meer zouden werken. Wij hebben altijd de aanwezigheid van mannen op kinderdagverblijven verdedigd. Het is een gevoelige zaak, maar de kans dat een kind seksueel misbruikt wordt, is nog altijd het grootst in de thuissituatie.’