Dat wilde PvdA-partijgenoot in de Tweede Kamer, Keklik Yücel graag weten van de minister. Want twee gerenommeerde onderzoeksinstituten die het tegenovergestelde beweren over kinderopvangtoeslag, brachten haar, en veel professionals in de kinderopvangbranche, aan het twijfelen. Yücel noemde het in haar vragen ‘een verschil van inzicht tussen het CBS en het CPB’.
Geen vergelijking
Asscher ziet dat grote verschil in de twee onderzoeken niet zo. Volgens hem zijn de onderzoeken zo verschillend opgebouwd dat een vergelijking nauwelijks te maken is. ‘Er zit verschil in de data die worden gebruikt en de periode waarop die betrekking hebben. Verder wordt gebruik gemaakt van een andere methodiek’, antwoordt de minister. Dan spelen er nog andere factoren mee die de arbeidsparticipatie van moeders met jonge kinderen kunnen beïnvloeden. De minister noemt bijvoorbeeld veranderingen in de inkomensafhankelijke combinatiekorting en de economische situatie.
Hogere kinderopvangtoeslag is goed voor de arbeidsparticipatie, dat concludeerde het CPB na het onderzoeken van verschillende arbeidsstimulerende scenario’s. Het CBS concludeerde juist dat ouders met jonge kinderen tussen 2005 tot en met 2013 niet minder zijn gaan werken ondanks bezuinigingen op de kinderopvangtoeslag.
Arbeidmarktinstrument
Asscher ziet de kinderopvang wel degelijk als belangrijk arbeidsmarktinstrument. De onderzoeken leerden hem dat er bij de groep moeders met jonge kinderen nog de meeste participatiewinst te boeken is. De minister onderzoekt de mogelijkheid tot aanvullende maatregelen op het gebied van kinderopvang, maar kan hier nu nog geen uitspraak over doen. Dat zal pas gebeuren bij de besprekingen over de begroting. Behalve op kinderopvang als arbeidsmarktinstrument, wil de minister ook blijven inzetten op de kwaliteit van de kinderopvang.
Bekijk hier de Kamervragen van Kamerlid Yücel aan minister Asscher.