Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Weet jij als pedagogisch medewerker genoeg over TOS?

Eén van de kinderen in je groep lijkt nooit te luisteren naar je uitleg, kan niet stilzitten en is snel afgeleid. Een ander kind maakt nauwelijks contact en is in zichzelf gekeerd. Soms roept dit soort opvallend gedrag haast automatisch associaties op met ADHD of autisme. Natuurlijk hoeft dit helemaal niet zo te zijn. Het is niet nodig om overal een label op te plakken, maar heb je weleens aan een andere verklaring gedacht? Namelijk: een taalontwikkelingsstoornis?
Foto: Foto Pexels/cottonbro studio

Bernadette Sanders is orthopedagoog en specialist op het gebied van taalontwikkelingsstoornissen (TOS). Ze vindt dat er meer aandacht moet komen voor TOS. ‘Volgens de internationale literatuur heeft vijf tot tien procent van de kinderen in de leeftijd van nul tot zeven jaar een taalontwikkelingsstoornis. In Nederland spreekt men van vijf tot zeven procent. Dat is best veel als je het vergelijkt met onderzoeken over ADHD en autisme:  vijf procent van de kinderen heeft ADHD als diagnose en anderhalf procent van de kinderen de diagnose autisme.’

Verkeerde diagnose

Vaak is er sprake van een ‘misdiagnose’ en wordt TOS verward met autisme of ADHD. Hoe dat zit, legt Bernadette uit. ‘Kinderen met TOS hebben een probleem met het begrijpen van taal. Het verhaaltje dat je voorleest of de instructies die je geeft, kunnen kinderen met TOS niet zo goed begrijpen. Hierdoor zijn ze sneller afgeleid en vertonen ze onrustig gedrag. Dit wordt vaak verward met ADHD. Ze kunnen bijvoorbeeld niet aan een taakje blijven werken of lopen weg uit de kring als je bezig bent met een uitleg. Geen wonder, want ze begrijpen soms niet wat er wordt gezegd of wat er van hen wordt verwacht.’

Bernadette vervolgt: ‘Niet alleen de verbale taal wordt door deze kinderen minder goed begrepen, maar ook de nonverbale taal is moeilijk voor hen. TOS vertoont in het communicatief redzaam zijn (verbale – en non-verbale taal begrijpen en gebruiken) overlap met de kenmerken van autisme. Ook kinderen met TOS hebben vaak moeite met het herkennen van emoties. Dat komt omdat ze hun eigen gevoelens nog niet kunnen benoemen; ze kunnen er geen taal aan geven. Pas als ze de emoties van zichzelf kunnen benoemen, kunnen ze deze gaan herkennen bij anderen.’

Een pedagogisch medewerker kan natuurlijk niet diagnosticeren, maar heeft wel de belangrijke taak om te signaleren

Geef taal aan emoties

Een taalontwikkelingsstoornis beïnvloedt de algehele ontwikkeling van het kind en is van invloed op leren, gedrag en de sociaal-emotionele ontwikkeling. ‘Kinderen die niet kunnen uitleggen wat ze voelen of wat ze willen, handelen vaak vanuit frustratie en onmacht,’ aldus Bernadette. ‘Dit zie je dan terug in het gedrag. Ze kunnen niet vertellen dat ze ook met die auto willen spelen, en dit kan zich uiten in bijten of slaan. Het is dus belangrijk om kinderen taal te leren geven aan hun emoties. Vertel het kind dat je ziet dat hij boos is, dat hij ook die auto wilde hebben. Daarnaast kun je uitleggen wat dit met het andere kind heeft gedaan. “Kijk, nu is hij verdrietig. Ik zie tranen.”‘

Signaleren

‘TOS wordt volgens onderzoek van K. Wiefferink (2020) eerder bij jongens gesignaleerd dan bij meisjes’, aldus Bernadette. ‘Jongens vertonen vaker extern ongewenst gedrag. Meisjes zijn geneigd internaliserend gedrag te vertonen, bijvoorbeeld door stiller te worden en zichzelf terug te trekken. Een pedagogisch medewerker kan natuurlijk niet diagnosticeren, maar heeft wel de belangrijke taak om te signaleren. Ieder kind van rond de twee jaar zal het bijvoorbeeld begrijpen als je zegt: “We gaan nu onze schoenen en jas aandoen.’’ Wanneer een kind hier niet op reageert, houd dit dan in de gaten.’

Hoe signaleer je dan? Bernadette: ‘Je kunt de Rode vlaggen van Margo Visscher gebruiken om TOS te signaleren. Dit is een lijst met kenmerken waar je op kunt letten. Denk bijvoorbeeld aan zaken als: nog geen eerste woordjes op 2-jarige leeftijd of niet reageren op gesproken taal. Ga ook met ouders in gesprek. Een laagdrempelige manier om dit te doen is door het invullen van The Early Language Scale. Dit is een lijst met vragen om te kijken of kinderen tussen 1 en 6 jaar misschien een taalontwikkelingsachterstand hebben. Als je deze lijst na een bepaalde periode van bijvoorbeeld drie maanden nogmaals met de ouders doorneemt, kun je inzicht krijgen in bepaalde groei of stagnatie. Bij een lage score kun je de ouders adviseren om met hun kind naar de logopedist te gaan. Een logopedist kan een behandeling uitvoeren en verder doorverwijzen.’

Bernadette Sanders is, naast onder meer orthopedagoog Niels van Delden en expert ontwikkelingsvoorsprong Mirjam Veldhoven, een van de sprekers op de Masterclass Inzoomen op opvallend gedrag op vrijdag 22 maart. Meer info of aanmelden >>

Neem vooral de tijd

Volgens Sanders kun je op de groep al heel veel doen om kinderen met achterstanden in de taalontwikkeling te helpen. ‘Als je ziet dat kinderen moeite hebben met het geven van taal aan hun emoties, kun je bepaalde oefeningen doen, zodat zij hun emoties ook kunnen ervaren. Bijvoorbeeld: “Hoe lopen we als we boos zijn? Gaan we dan stampen of huppelen?” Voor kinderen die zich minder goed verstaanbaar kunnen maken, is het heel belangrijk om naar ze te luisteren. Neem hier vooral de tijd voor. Ga op ooghoogte zitten en geef het kind je volledige aandacht. Als ze niet op een woord kunnen komen, vraag dan of ze het willen aanwijzen. Je zou het kind ook kunnen laten tekenen wat hij of zij bedoelt. Zorg daarnaast voor een voorspelbare en overzichtelijke omgeving. Gebruik concrete taal en sluit aan bij de belevingswereld van het kind. Als het buiten regent, gebruik dan gebaren en makkelijke woorden. Zeg niet: “Het komt met bakken uit de hemel”, want bepaalde uitspraken en gezegden worden vaak niet begrepen. Wijs naar buiten en zeg: “Kijk, het regent.” Dat is niet alleen fijn voor het kind met TOS, maar ook voor andere kinderen met hulpvragen op het gebied van de taalontwikkeling en de communicatieve redzaamheid.’

Frustratie en onmacht

Sanders heeft tot slot nog een belangrijke boodschap voor alle pedagogisch medewerkers: ‘Gedragsproblemen ontstaan vaak vanuit frustratie en onmacht. Volgens prof. C. Njiokiktjien (2006) zou je bij ieder kind met gedragsproblemen altijd eerst de mogelijkheid van een taalstoornis moeten overwegen. Behandeling hiervan kan namelijk ontzettend veel verschil maken en gedragsproblemen zouden hierdoor aanzienlijk kunnen verminderen.’

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen account, maak dan hieronder een account aan. Lees ook de spelregels.