Het aantal brede scholen is de laatste jaren in snel tempo toegenomen. Maar dat betekent niet dat het “klaar” is. Ed Buitenhek van het gelijknamige adviesbureau liet op het afscheidscongres van het Landelijk Steunpunt Brede Scholen zien wat de huidige status is van brede scholen in Nederland en welke uitdagingen er nog wachten.
Doorstroom kinderopvang
Ongeveer een derde van de kinderen die in 2014 naar het basisonderwijs ging, was eerder niet naar de kinderopvang of de peuterspeelzaal geweest. 42 procent van de kinderen stroomde vanuit de dagopvang door naar school en 26 procent van de kinderen deed dit vanuit de peuterspeelzaal. De doorstroom naar de buitenschoolse opvang lag gemiddeld een stuk lager: 19 procent van de kinderen in een gemiddelde klas ging in 2014 naar de bso. Dat betekent een groot non-bereik van 81 procent.
Netwerk in de buurt
De afgelopen jaren ontstonden brede scholen in allerlei varianten. Ruim een kwart van alle brede scholen functioneert als netwerk in de buurt. Er is in dit geval geen sprake van één gebouw en één aansturing. Minder dan een kwart, 22,7 procent van de scholen, is een zogenaamde klassieke brede school: diverse instellingen die ieder op zich, maar wel onder één dak functioneren. 10 procent van alle brede scholen is één organisatie in een Integraal Kindcentrum (IKC). De doelstelling is dat dit aantal toeneemt tot ruim 36 procent van alle brede scholen.

Na bijna zeven jaar stopt het Landelijk Steunpunt Brede Scholen. De subsidie aan het steunpunt is per 1 oktober gestopt. Job van Velsen, projectleider van het steunpunt blikt terug en kijkt vooruit. Lees het hier >>
Zuiden versus het noorden
Er zijn grote regionale verschillen, zag Buitenhek. In de zuidelijke provincies Noord-Brabant (56 procent) en Zeeland (54 procent) maken veel basisscholen al deel uit van een brede school. Daarna volgen Noord-Holland (43 procent) en Limburg en Noord-Holland (40 procent). In de drie noordelijke provincies gaat deze ontwikkeling langzamer. Groningse basisscholen maken in 18 procent van de gevallen deel uit van een brede school.
Op de groep
Buitenhek bekeek hoe de situatie nu is op de werkvloer van scholen en kinderopvang. Daarbij valt op dat pedagogisch medewerkers (dagopvang en bso) de meeste uren op de groep doorbrengen (90 procent). In het basisonderwijs brengen leerkrachten 72 procent van hun tijd door op de groep. In de peuterspeelzaal is dit zelfs nog minder met 66 procent. Wat Buitenhek ook opviel, is het verschil in de hoogte van financiering van onderwijs en kinderopvang. Kinderopvang kostte per jaar 4,389 euro waarvan de rijksbijdrage ruim 1000 euro bedroeg in 2014. Ter vergelijking met het onderwijs: Het Rijk droeg in 2014 6.400 euro per kind bij voor basisonderwijs.
Minder versnipperd
Wil de ontwikkeling van brede scholen en, met name, IKC’s de komende jaren doorgaan, dan is het noodzakelijk dat er het één en ander verandert in het landschap van onderwijs en kinderopvang. Volgens Buitenhek is het handig als basisscholen en dagopvang en peuterwerk minder versnipperd zijn zodat zij een betere uitgangspositie hebben om samen te werken. Het is tijd voor een solide businesscase voor de brede school, vindt Buitenhek. Één die laat zien wat het maatschappelijk rendement is van de brede school en waarom het de moeite waard is daarin te investeren. Een beter bereik van voor- en naschoolse voorzieningen zou de ontwikkeling van brede scholen ook stimuleren.