Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Toekomst kinderopvang: van marktmodel naar samenwerkingsmodel

Hoe zou een nieuw stelsel voor de kinderopvang er uit kunnen zien? Hoogleraren Paul Leseman en Janneke Plantenga van de Universiteit Utrecht hebben hierover een stuk geschreven in de bundel ‘Scheuren in het fundament’ van Sardes. Volgens hen moeten we naar een samenwerkingsmodel tussen overheid en sector: een compromis tussen het huidige marktmodel en de publieke sector.
toekomst-kinderopvang-van-marktmodel-naar-samenwerkingsmodel
totojang1977 / stock.adobe.com

Beide hoogleraren betuigen dat experimenten met de kinderopvangsector belangrijke lessen hebben opgeleverd voor de toekomstige inrich­ting van het stelsel. Een van die lessen is dat ‘eenvoudig’ marktdenken in deze sector niet volstaat. Kinderopvang is meer dan een dienst aan ouders en wordt in toenemende mate erkend als een waardevolle pedagogische voorziening voor alle kinderen, en kan een belangrijke bijdrage leveren aan grote maatschappelijke thema’s zoals kansengelijkheid en inclusie. Dit vraagt volgens hen om een nieuwe bestuurlijke visie.

Hybride

Tegelijkertijd heeft de privatisering van de sector sinds 2005 ook geleid tot heel verschillende typen ondernemerschap waarbij de organisaties in verschillende mate een balans zoeken tussen commerciële en maatschappelijke doelen. Deze hybriditeit heeft ook geleid tot klantgericht­heid, flexibiliteit en maatwerk, afstemming op de bredere en veranderende problematiek van lokale doelgroepen, samenwerking in lokale netwerken en productvernieuwing. Voorwaarden hiervoor zijn transparant en maatschappelijk verantwoord ondernemerschap en duidelijke doelen en opdrachten vanuit de lokale en nationale overheid. Iets wat je in de publieke sector minder zult tegenkomen.

Knelpunten

De hoogleraren concluderen dat het huidige hybride stelsel van de kinderopvang in Nederland momenteel van goede kwaliteit is, ook in internationaal opzicht. Maar ze zien ook verschillende knelpunten. Bijvoorbeeld dat het grote aantal kleine zelfstandige onderne­mingen in de sector niet goed kunnen voldoen aan het toegenomen belang van permanent investeren in kwaliteitsverbetering, profes­sionalisering en productvernieuwing. En ook zijn er vanwege het hybride stelsel verschillende obstakels die publiek-private samenwerking met onderwijs, jeugdzorg, jeugdwerk en andere sectoren bemoeilijken.

Nieuwe visie

Daarom pleiten Leseman en Plantenga voor een nieuwe bestuurlijke visie op de rol van de overheid, de rol van de markt, op ondernemerschap en samenwerking. De overtuiging dat grote maatschappelijke vraagstukken het beste kunnen worden opgelost door de markt, neemt steeds meer af. Tegelijkertijd heeft de publieke sector geen al te beste naam wanneer het gaat om flexibiliteit, maatwerk, ondernemerschap en product­vernieuwing. De hoogleraren zien dan ook meer in een samenwerkingsperspectief waarbij de overheid en kinderopvangsector bij de aanpak van grote maatschappelijke vraagstukken op alle niveaus nauw samenwerken als gelijkwaardige partners, ieder vanuit de eigen taak en deskundigheid.

Grote lijnen uitzetten

In het samenwerkingsmodel zet de overheid de grote lijnen uit, identificeert maatschappelijke behoeften, verenigt verschil­lende uitgangspunten en beleidsagenda’s in een samenhangend stelsel van waarden en maatschappelijke doelen, en brengt deze in overeenstemming met de wettelijke kaders. De overheid investeert in de kinderopvang als onderdeel van een bredere pedagogisch­e en educatieve infrastructuur, bevor­dert samenwerking tussen kinderopvang en andere sectoren, met name onderwijs, en stimuleert verbetering en vernieuwing van het gezamenlijke aanbod. Samen met de sector en andere partners werkt de overheid aan het realiseren van de maatschappelijke doelen.

Maatschappelijk ondernemerschap

Dit samenwerkingsmodel vraagt ook wat van de professionaliteit van de sector en de vertrouwen van de overheid hierin. Daarnaast vraagt dit model om een maatschappelijk ondernemerschap met evenwicht tussen maatschappelijke en commerciële doelen, en eventueel met de afspraak dat winsten ten goede komen van de sector zelf. Ook zal de rol van de lerende professionals binnen kinderopvangorganisaties versterkt moeten worden, net als de bereidheid tot interprofessionele samenwerking in lokale netwerken. Overheid en sector zouden volgens de hoogleraren samen zorg moeten dragen voor een opleidings-­ en kennis­infrastructuur.

Toegangsrecht

Interessant in deze is de ontwikkeling dat er een groeiende overeenstemming is over het idee dat er een toegangsrecht moet komen van minstens twee dagen opvang per week (of 8 à 10 uur buitenschoolse opvang per week), gratis of inkomensafhankelijk, met lage netto­kosten voor ouders. Als dit doorgaat, zal het aandeel van de publieke financiering in de kinderopvang verder toenemen. Consequentie hiervan zou het volledig publiek maken van de kinderopvang kunnen zijn, maar dat houdt een ingrijpende wijziging van het stelsel in. Zo’n stelselwijziging heeft het risico dat de positieve dynamiek van de hybriditeit verdwijnt, maar het vereist ook forse publieke investeringen om private partijen uit te kopen. Daarnaast wijzen de hoogleraren op de problemen in het onderwijs zoals dalende PISA­scores, hardnekkige kansenongelijkheid, segregatie, tegenvallende resultaten van Passend Onderwijs en het structurele tekort aan leraren. Ze willen daarmee zeggen dat je op z’n minst vraagtekens kunt zetten bij een al te simpele oproep tot een nieuw publiek­ of semipubliek stelsel van kinderopvang met weinig intrinsieke prikkels om te komen tot efficiëntie, dienstverlening, kwaliteitsverbetering en innovatie.

Omvorming van de sector

Ze zien een beter alternatief in de omvorming van de sector volgens de principes van de onderne­mende staat in een sociale economie. Dat sluit volgens hen aan bij een bredere trend om de economie ook in sociaal opzicht te ver­duurzamen. Centraal staan dan: (1) sociaal verantwoord ondernemen en concurrentie op basis van kwaliteit, innovatie en maatschap­pelijke relevantie met een goed oog voor bedrijfseconomische doelmatigheid; en (2) samenwerking met de overheid en andere partners om gezamenlijk maatschappelijke meerwaarde te creëren.

Professionalisering

Wat daar voor nodig is, is een verdere professionalisering van de kinderopvang en eisen aan het sociaal­verantwoord ondernemen in de kinder­opvangmarkt. Het vraagt ook om een andere rol van de Inspectie (meer samenwerkend en constructief) en ondersteuning van de sector vanuit een uit te bouwen kennisinfrastructuur. In wet­ en regelgeving moet meer ruimte worden gegeven aan kinderopvangondernemers en hun partners om binnen bepaalde randvoorwaarden een kwalitatief hoogwaardige praktijk te creëren. Dan gaat het over de gangbare structurele voorschriften en wetenschappelijk onderbouwde ontwikkelingspsychologische, pedagogische en educatieve uitgangspunten, bijvoorbeeld in de vorm van een nationaal curriculum. Op deze manier is het mogelijk om een hoge basiskwaliteit te garanderen en kan voor verschillende typen organisaties, zowel in economisch als pedagogisch opzicht, een gelijk speelveld worden gecreëerd.

Eisen aan bedrijfsvoering

De hoogleraren pleiten hierbij niet voor een naïeve opstelling of blindheid voor onwelwillend gedrag van organisaties. Sturen op vertrouwen en professionaliteit zou kunnen inhouden dat er aan de voorkant, bij toelating van organisaties tot de kinderopvangmarkt, een strikter beleid wordt gevoerd waarbij eisen worden gesteld aan de bedrijfsvoering, maar ook aan een waarden­gedreven, sociaal verantwoord ondernemerschap en aan de professionele cultuur van de organisatie. Deze nieuwe inrichting van het stelsel neemt volgens hen niet alle hindernissen in de samenwerking tussen kinderopvang en onder­wijs weg, maar maakt deze wel eenvoudiger. Er hoeven geen belemmeringen meer te zijn om integrale kindcentra te vormen en er kunnen, afhankelijk van de lokale behoeften, ook andere vormen van intensieve samenwerking ontstaan.

Over de auteurs en de bundel ‘Scheuren in het fundament’

Janneke Plantenga is decaan en hoogleraar Recht, Economie, Bestuur en Organisatie aan de Universiteit Utrecht. Paul Leseman is hoogleraar Sociale Wetenschappen, Educatie en Pedagogiek aan de Universiteit Utrecht. Hun bijdrage staat in de bundel ‘Scheuren in het fundament. De toekomst van kinderopvang en funderend onderwijs’, gepubliceerd door Sardes. Daarin delen auteurs als Mark Levels, Eddie Denessen, Sietske Waslander en Marc van der Meer, hun kijk op het huidige onderwijs en de kinderopvang. Zij beantwoorden vragen als: wat moet er veranderen in de inhoud en de organisatie? Waarom? Hoe moeten innovaties tot stand komen? En wie spelen daarbij een rol?

De bundel is hier gratis te downloaden >>

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen account, maak dan hieronder een account aan. Lees ook de spelregels.