Zat er in 2006 en 2007 nog een grote groei in het aantal sportbso’s, die groei lijkt nu gestagneerd. Eind 2009 waren er 150 sportbso’s bekend in Nederland. De sportbso’s zijn wel erg tevreden over het aanbod, de accommodatie en samenwerking met de sportvereniging.
Inventariseren
Het Netwerkbureau Kinderopvang heeft bij een groep sportbso’s gegevens geïnventariseerd om te onderzoeken wat er van het landelijke project uit 2001 door het Ministerie van VWS terecht is gekomen. Dit project hield in dat het Netwerkbureau in samenwerking met het Nederlands Instituut Sport en bewegen kinderopvang, sportverenigingen en de gemeente voorlichting en begeleiding gaf bij het opzetten van samenwerking.
Initiatief
In het begin waren het vooral de hockeyverenigingen die samenwerking met de kinderopvang zochten. Later zijn zij ingehaald door voetbal-tennis- en korfbalclubs. Maar meestal zijn het de kinderopvangorganisaties zelf die het initiatief tot samenwerking nemen. In de provincie Utrecht zijn de meeste sportbso’s, in Friesland en Groningen de minste en (opvallend) in Amsterdam helemaal niet.
Welke sporten?
Het sportaanbod is vaak cursusachtig van karakter: een aantal weken staat een bepaalde sport centraal. Sommige bso’s profileren zich echt als sportbso waar kinderen één dag per week sporten terwijl ze de andere dagen naar de regulie opvang gaan. De meeste bso’s organiseren hun sportaanbod zelf (60 procent). In een kwart van de gevallen wordt er ook op sportief vlak samengewerkt aan sportieve activiteiten voor de kinderen en in 15 procent van de gevallen organiseerd de sportvereniging alle activiteiten.
