Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Petra van Haren over verlengde schooldagen: ‘Het hele leven is een school’

Kinderen leren de hele dag en overal. Dus waarom niet het oude concept van school loslaten en samen met partners de pedagogische tijd en lestijd met elkaar vermengen in verlengde schooldagen en flexibele gebouwen? Dat vindt Petra van Haren, voorzitter van de Algemene Vereniging van Schoolleiders. Wat daar voor nodig is, vertelt ze aan Zosja-hoofdredacteuren Job van Velsen en Marike Vroom. 

‘Het is achterhaald om te denken dat een school een gebouw is met vier muren, klaslokalen waar je lessen volgt tussen 8 en 15 uur. Zo zit het leven van leerlingen niet meer in elkaar. Mede doordat we met ICT-toepassingen kunnen werken en online opdrachten kunnen maken, hoeven schooltijden niet meer altijd binnen die uren en op die plek plaats te vinden. Het leven is een speeltuin, het hele leven is een school. De leerkracht is de coach van het  hele leerproces, ook van leren wat buiten school plaatsvindt. Hoe ga je dan dat leerproces verbinden met het leren binnen de school? Wat is dan een schooldag?,’  vraagt AVS-voorzitter Petra van Haren zich af. Ze schetst de situatie van ouders die steeds vaker kiezen voor voor-, tussen- en/of naschoolse opvang van hun kinderen. ‘Als je dan het lef zou  hebben om die hele dag op te rekken, zou je kunnen kijken of je traditionele vakken op een andere manier kan gaan geven en deze verbinden met pedagogische tijd. Je kunt pedagogische tijd onderverdelen in onderwijsondersteunende tijd – bijvoorbeeld door een klassenassistent – , creatieve tijd of pedagogische vrije tijd. Daarbinnen heb je een breed aanbod zoals muziekles, yoga, sport, culturele activiteiten en huiswerkbegeleiding  Als je al die concepten met elkaar verbindt kun je een andere schooldag en school ontwerpen. Dat vraagt ook een ander type schoolleider, die nieuwe verbindingen aan durft te gaan binnen de wijk.’

Kansengelijkheid

Petra van Haren laat ze zich regelmatig inspireren door buitenlandse voorbeelden. ‘Op diverse plekken in Denemarken volgen kinderen tussen 4 en 10 jaar in ieder geval het hele programma tot half vijf, en ze kunnen blijven tot zeven uur. En vanaf bepaalde leeftijd mogen kinderen ook alleen naar huis. Het hoeft niet rigide te zijn. Maar laten we anders naar zo’n schooldag gaan kijken; ook in het kader van kansengelijkheid. Ouders kunnen sportles voor hun kind vaak nog wel betalen, maar muziekles niet. Als dit allemaal onderdeel uitmaakt van pedagogische tijd en medewerkers kunnen dit aanbod verzorgen, krijgen alle kinderen die kansen.’ 

Rigide systeem

Er ligt nu veel nadruk op de cognitieve vakken, zoals taal en rekenen. Van Haren vindt dat we vastzitten in een rigide systeem van een vast aantal lesuren per kind. ‘Dat is raar want daarmee ontken je het feit dat kinderen in een verschillend tempo leren. Als een kind sneller leert, zou deze de uren ook op andere manieren moeten mogen invullen. En daarnaast zijn er andere kinderen die bijvoorbeeld extra lestijd, bv extra taalonderwijs, nodig hebben. Je zou de tijd van leerkrachten anders en flexibeler moeten kunnen inzetten. Meer maatwerk, passend onderwijs in ultieme vorm; ieder kind moet zich op eigen wijze en in het eigen tempo kunnen ontwikkelen. De Stichting van het Onderwijs waar de AVS deel van uit maakt heeft een visiedocument opgesteld – Toekomst van ons onderwijs – en heeft daarbij door de ketens heen gekeken. Je ziet op zoveel verschillende plekken dezelfde opvattingen over doorgaande leerlijnen, maatwerk en talentontwikkeling. Zouden we niet toe moeten naar een systeem met flexibele leerlijnen en diploma’s waarbij je op verschillende vakken een verschillend niveau kunt behalen? Ik zie een breed draagvlak hiervoor in meerdere lagen van de samenleving. Geef kinderen wat ze nodig hebben; start met talentontwikkeling.’

Praktische bezwaren

Zo’n brede schooldag heeft meer voordelen, vindt Van Haren. ‘Je kunt het hele circus van financiële regelingen rondom bso en verenigingsleven weghalen. Dat hoeft dan niet meer.’ Ze erkent dat er tussen droom en daad nogal wat wetten en praktische bezwaren liggen. Een voorwaarde voor zo’n systeem van een verlengde schooldag is volgens haar dat kinderopvang een publieke voorziening wordt. ‘Als je een systeem wil waarbij voor kinderen tussen 0 – 18 jaar er de hele dag een aanbod is waarbij lestijd en pedagogische tijd met elkaar verweven zijn, kan dat haast niet anders.’ Zo’n lesdag vraagt ook wat van de fysieke omgeving. Ze ziet meer in een campus dan dat alles plaatsvindt in één gebouw met zo’n breed aanbod. ‘Dat moet dan wel een veilige omgeving zijn met een vorm van begrenzing. Maar als je kinderen een breed aanbod wil bieden, inclusief sport en muziek, vraagt dat om een campus aanpak of een wijkaanpak. Daar heb je al prachtige voorbeelden van, bijvoorbeeld in Rotterdam Zuid. Er is daar een enorme verbinding in de wijk.’

Samenwerking

Een brede schooldag vraagt om samenwerking tussen school en verschillende partijen zoals sportclubs, maar ook kinderopvang. De samenwerking loopt op dit moment niet overal even soepel, zo blijkt. Veel kinderopvangorganisaties verwijten de basisschool dat ze vooral met hun eigen belang bezig zijn, zoals dat in de Coronacrisis helder werd. Ze neemt het op voor de scholen. ‘Scholen krijgen vanuit het kabinet hun eigen taken als opdracht. Soms leidt dat tot problemen als een school met meerdere kinderopvangorganisaties zaken moet doen. Van tevoren weet je dat je niet iedereen tevreden kunt stellen. Ook ouders niet. Het is niet eerlijk om te zeggen: ze willen het niet en ze regelen het niet. Het wordt gestuurd door ons systeem.’ Ze denkt dat het anders wordt als directeuren in één organisatie komen te zitten. ‘Nu is het een legpuzzel met verschillende belangen en dan wordt het gewoon ingewikkeld.’ 

Efficiency

Petra van Haren erkent desgevraagd dat scholen veel kunnen leren van de efficiency waarop kinderopvang georganiseerd is. ‘Scholen zitten in politiek ambtelijke modus. Een zakelijke manier van organiseren zie je weinig in onderwijs, daar kunnen we van leren.’ En de verschillen in wet- en regelgeving? ‘Daar vind ik wel wat van, ja. Als je vanuit de kleine peutergroep met twee pedagogisch medewerkers komt, heeft een juf in groep 1 opeens 36 kinderen in een klas. Dit soort overgangen zijn bizar. Je zou moeten kijken hoe je school en kinderopvang meer complementair aan elkaar kunt maken. Als je er een gemeenschappelijke organisatie van maakt, heb je een gemeenschappelijk belang.’ Dat vraagt wat anders van de organisatie. ‘Je hebt er een ander soort leiding voor nodig als schoolleider van een zo’n campus. Het heeft veel verschillende en ook bedrijfsmatige aspecten dus dat vraagt bijvoorbeeld om een  parapluleiderschap met afdelingsdirecteuren. Je komt dan als schoolleider verder van onderwijsproces af te staan. Een ondernemende houding is heel belangrijk.’ 

Betere onderwijskwaliteit

Het organiseren van onderwijs zal moeten veranderen. ‘Je werkt dan in ander soort team. Je hoeft niet meer als je instructie geeft aan een groepje, ook op de andere kinderen te letten. Andere functionarissen zijn dan ondersteunend aan dat proces, en dan kan de onderwijskwaliteit juist beter worden.’ Ze pleit ook voor een andere visie op wat een pedagogisch medewerker is. ‘Hoe mooi is het als je iemand die nu een snipperbaantje heeft op de voorschoolse, tussenschoolse en buitenschoolse opvang, een baan van acht uur per dag kunt bieden. Met het schakelen tussen taken in onderwijs en de pedagogische tijd, kun je een ander soort mensen aantrekken. Dat betekent professionalisering en verschillende niveaus aanbrengen. Het brengt heel veel kansen met zich mee voor de arbeidsmarkt. Ik zie die ontwikkeling al op sommige scholen en IKC’s.’

Eén ministerie

Wat is er voor nodig om zo’n stelselwijziging te realiseren? ‘Stap 1 is om onder één ministerie te komen,’ zegt van Haren. ‘Hoe het bij de overheid geregeld is, is het moeilijkste om te tackelen. Zelf binnen één ministerie zijn er soms andere werelden en dat heb je al helemaal met twee ministeries op één doelgroep. Er is gelachen om het idee van de ChristenUnie om een Ministerie voor het gezin in te stellen. Maar het zou een goed idee zijn als er een Ministerie voor Jeugd komt, waar we alles bij elkaar weten te brengen.’ Het publiek maken van de kinderopvang, vindt ze ook een belangrijke voorwaarde. ‘De overheid moet daarin voortouw nemen. Er zijn veel regelingen die in de weg staan, maar die hebben we zelf bedacht dus moeten we die ook weer kunnen veranderen. Laten we toch de kinderen centraal zetten, wat is er nodig? Er mogen best verschillen zijn in de regels voor de verschillende leeftijdsgroepen maar die zou je in een vloeiende overgang moeten brengen. Het kan echt anders.’

Gezamenlijke leergangen

Van Haren ziet dat als hoopvol; ‘Er gebeurt op zoveel plekken steeds meer. Als deze visie bottom up breed wordt gedragen, kan Den Haag op termijn niet meer anders. Als we aan alle kanten deze ontwikkeling steunen en blijven voortzetten, dan komt er gewoon een kantelpunt. Het gaat er ook om dat we goede voorbeelden laten zien. Als ze in Den Haag zien dat dit kan werken, kom je met elkaar in een ander proces. Laten we inspireren en vergezichten schetsen. Deze moeten wel groots en meeslepend zijn anders valt het niemand op. 

Olievlek

Wat zouden schoolleiders en KO leiders morgen al kunnen doen om die olievlek te laten doorwerken?
Van Haren: ‘Schoolleiders zou ik willen adviseren: zorg er voor dat er altijd een kinderopvangmanager meepraat in het MT. En ga samenwerken. En andersom, laat ook een schoolleider mee praten in het management van de kinderopvang.  Toon eens lef en neem als school eens een directeur aan die uit de kinderopvang komt.’ Petra van Haren ziet integrale organisaties van opvang en onderwijs niet per se als voorwaarde voor een goede samenwerking. ‘Ik zou zeggen: zorg in ieder geval dat je met elkaar aan tafel komt. Voor een integrale organisatie heb je een langdurig proces nodig. Er is zo’n diversiteit aan organisaties en omstandigheden; dat maakt het ook zo ingewikkeld. Kijk naar de context van de eigen school. Een kleine plattelandsschool heeft andere partners dan een grote school in de stad. Je moet misschien gewoon in eerste instantie kijken: wat ik kan ik doen, in mijn omgeving met mijn partners? Kortom, maatwerk. En een gezamenlijke agenda.’

Gebouwen

Maatwerk en flexibiliteit lijken de centrale begrippen te zijn. Ook als het gaat om de gebouwen. ‘Ik was in Kroatië: daar hebben ze op een aantal plekken te weinig schoolgebouwen. Dat hebben ze opgelost met ochtend- en middagshifts. Kinderen wisselen ieder half jaar. Ik vond dat interessant; in Nederland staat een schoolgebouw zo veel leeg. Als je daar op een andere manier naar gaat kijken, en met partners in blokken gaat werken, dan wordt het misschien goedkoper omdat we gebouwen uitsparen. Je kunt ook creatief gaan werken met roldeuren of flexibele afscheidingen en schuifwanden. Flexibel omgaan met de gebouwen helpt ook echt in dit verhaal.’ 

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen account, maak dan hieronder een account aan. Lees ook de spelregels.