De belangrijkste verandering als het gaat om het toezicht is dat de toezichthouder meer dan ooit het gesprek aan gaat met de houder van een kinderopvanglocatie. Op welke wijze beoogt jouw werkwijze kwaliteit? Hoe bereik je dat in de praktijk?’ Dit soort vragen kun je van de inspecteur gaan verwachten. De vragen moeten met meer te beantwoorden zijn dan een eenvoudig ‘ja’ of ‘nee’.
Mentorschap
Een voorbeeld: vanaf 1 januari 2018 is het mentorschap in de kinderopvang verplicht. Vragen die een inspecteur hierover kan stellen om te beoordelen of de kwaliteit in orde is zijn: ‘Wat vind je belangrijk aan mentorschap?’ ‘Hoe zie je die visie terug in de praktijk?’ In de wet is niet expliciet omschreven hoe het mentorschap ingevuld moet worden. Vandaar dat er ook ruimte overblijft voor een dialoog met de inspecteur.
Pionieren
Eén ding is zeker, vertelt Klein Velderman: ‘Het wordt pionieren voor de houders dit jaar. Als een houder nog niet helemaal klaar is, zal de toezichthouder strikt zijn in zijn bevindingen, maar ook de omstandigheden meenemen in het eindrapport. Bedenk wel: we zijn hier al heel lang mee bezig. In mei 2016 werd de basis voor het nieuwe toezicht al gelegd. Men wist wel dat het eraan zat te komen.’
In het februarinummer van tijdschrift Management Kinderopvang (2018) vertellen Beijk en Klein Velderman wat kinderopvanghouders nog meer te wachten staat nu het nieuwe toezicht van start is gegaan. ‘Natuurlijk is er durf nodig om de oude regeltjes los te laten’. Abonnees van Management Kinderopvang kunnen het complete artikel hier lezen
Als het aan de toezichthouders GGD GHOR Nederland en de VNG ligt zijn kinderopvangorganisaties in overtreding als zij vanwege overmacht niet aan het vaste gezichtencriterium kunnen voldoen. Maar dat is onwerkbaar, zegt de Brancheorganisatie. Lees meer