Dat zegt Mijna Hadders-Algra, hoogleraar ontwikkelingsneurologie in Groningen, in vakblad Vroeg. Kinderen met complicaties voor, tijdens of kort na de geboorte hebben een verhoogd risico op ontwikkelingsstoornissen, aldus de hoogleraar. ‘Bekende voorbeelden zijn kinderen die te vroeg geboren worden en kinderen die bij de geboorte een ernstig zuurstoftekort hadden.’
Het is echter belangrijk om te beseffen dat veel van deze kinderen later géén ontwikkelingsstoornis hebben. ‘Bovendien heeft het merendeel van de kinderen die wel een stoornis ontwikkelen, geen gecompliceerde voorgeschiedenis. Dit maakt vroege opsporing van ontwikkelingsstoornissen ingewikkeld. De voorgeschiedenis is slechts een van de aanwijzingen.’
Gedrag baby vertelt meer
Het gedrag van de baby vertelt meer over het risico op een ontwikkelingsstoornis dan de voorgeschiedenis, aldus Hadders-Algra. ‘Van oudsher helpen de zogeheten mijlpalen ons bij het opsporen. Het lastige is echter dat er een enorme variatie bestaat in de leeftijd waarop de kinderen mijlpalen behalen, dat wil zeggen een vaardigheid onder de knie hebben.’
Zo varieert de leeftijd waarop gezonde baby’s leren lopen van 10 tot 20 maanden. ‘Dit maakt ook, dat het traag bereiken van één enkele mijlpaal zelden klinische betekenis heeft. Maar als het kind traag is in het bereiken van meerdere vaardigheden, is dit zeker een alarmsymptoom.’
Gezinsgerichte aanpak
De hoogleraar pleit voor een gezinsgerichte aanpak bij kinderen met een hoog risico op ontwikkelingsstoornissen. ‘Begeleid hen met raad en advies in het omgaan met hun kind zodat het zich zo goed mogelijk ontwikkelt.’
Een voorbeeld van zo’n programma is het COPCA-programma dat in Groningen is ontwikkeld. Dit is een gezinsgericht programma, waarin ouders leren om in het leven van alledag zo goed mogelijk met hun kind om te gaan. ‘Dat is effectiever dan een half uurtje per week interactie tussen een professional en het kind.’
Het volledige interview lees je hier.