Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties1

Kinderopvang en peuterspeelzaalwerk: meten met twee maten

Waarin verschillen de kwaliteitseisen voor de kinderopvang met die voor peuterspeelzalen? Minister Asscher maakte een overzicht van twaalf punten waar voor de kinderopvang andere kwaliteitseisen gelden dan voor peuterspeelzalen. Voorlopig worden de eisen voor de peuterspeelzaal, ondanks de harmonisatie, niet volledig aangepast naar de eisen van de kinderopvang, zo maakte de minister bekend.
Kinderopvang en peuterspeelzaalwerk: meten met twee maten
Foto: ANP
Kinderopvang Peuterspeelzalen

1. Voor de kwalificatie als pedagogisch medewerker wordt verwezen naar opleidingen in de CAO Kinderopvang 2012-2014.

 

1. Voor de kwalificatie als pedagogisch medewerker wordt verwezen naar de CAO Welzijn en maatschappelijke dienstverlening 2012-2013.

 

2. Een specifieke verwijzing naar de CAO Kinderopvang voor de inzet van de leerling die een beroepsbegeleidende leerweg volgt.

 

2. Geen verwijzing naar de CAO voor de inzet van de leerling die een beroepsbegeleidende leerweg volgt.

 

3. Vrijwilligers mogen niet meetellen als beroepskracht voor de beroepskracht-kindratio.

 

3. In plaats van twee beroepskrachten, mogen er ook een beroepskracht en een vrijwilliger op de groep staan.

 

4. Voor tweejarigen geldt een beroepskracht-kindratio van 1 beroepskracht op 6 kinderen.

 

4. Voor tweejarigen geldt een beroepskracht-kindratio van 1 beroepskracht op 8 kinderen.

 

5. Een kind maakt gedurende de week gebruik van ten hoogste twee verschillende stamgroepruimtes.

 

5. De opvang vindt in een vaste groepsruimte plaats.

 

6. Voor (spel)activiteiten gelden de regels ten aanzien van stamgroepen en stamgroepruimtes niet.

 

6. Deze uitzondering geldt voor het peuterspeelzaalwerk niet.

 

7. Als uit de overeenkomst tussen houder en ouders blijkt dat de dagen waarop gebruik wordt gemaakt van de opvang per week variëren, gelden de regels ten aanzien van de vaste beroepskrachten, vaste stamgroepregels niet. Ook hoeft de houder de ouder dan niet te informeren over de stamgroep waartoe het kind behoort en welke beroepskrachten op welke dag aan de groep van het kind zijn toegewezen.

7. Deze uitzondering geldt voor het peuterspeelzaalwerk niet.

 

8. Met vooraf gegeven schriftelijke toestemming van de ouder kan een kind gedurende een overeengekomen periode in een andere groep dan de stamgroep worden geplaatst.

 

8. Deze uitzondering geldt voor het peuterspeelzaalwerk niet.

 

9. De houder van een kindercentrum organiseert de dagopvang op zodanige wijze, dat de beroepskracht of de beroepskracht in opleiding de werkzaamheden uitsluitend kan verrichten terwijl hij gezien of gehoord kan worden door een andere volwassene (vierogenprincipe).

 

9. Deze uitzondering geldt voor het peuterspeelzaalwerk niet.

 

10. Het pedagogisch beleidsplan bevat een beschrijving van:

– de wijze waarop kinderen kunnen wennen aan een nieuwe basisgroep of stamgroep waarin zij zullen worden opgevangen;

– het beleid ten aanzien van het gebruik maken van kinderopvang gedurende extra dagdelen.

10. Het pedagogisch beleidsplan bevat een beschrijving van:

– de wijze waarop beroepskrachten in een peuterspeelzaal bijzonderheden in de ontwikkeling van kinderen of andere problemen signaleren en ouders doorverwijzen naar passende instanties die hierbij verdere ondersteuning kunnen bieden;

– de wijze waarop beroepskrachten in een peuterspeelzaal worden toegerust voor deze taak en op welke wijze zij daarbij worden ondersteund.

 

11. Elke stamgroep beschikt over een afzonderlijke vaste groepsruimte. Per in het kindercentrum aanwezig kind is ten minste 3,5 m² passend ingerichte binnenspeelruimte beschikbaar. Passend voor spelactiviteiten ingerichte binnenruimtes buiten de groepsruimte worden naar evenredigheid aan de groepen van het kindercentrum toebedeeld.

 

11. Geen eisen aan de binnenspeelruimte. Het is aan gemeenten of zij eisen willen stellen aan de binnenspeelruimte waarover peuterspeelzalen moeten beschikken.

 

12. Een kindercentrum beschikt over voor kinderen veilige en toegankelijke, vaste en bij de leeftijd van de kinderen passend ingerichte buitenspeelruimte, bij voorkeur aangrenzend aan het kindercentrum, waarvan de oppervlakte ten minste 3m² speelruimte per in het kindercentrum aanwezig kind bedraagt. Als een buitenspeelruimte niet aangrenzend is, ligt deze in de directe nabijheid van een kindercentrum en voor kinderen toegankelijk en veilig bereikbaar.

 

12. Geen m² eis aan de buitenspeelruimte. Het is aan gemeenten of zij eisen willen stellen aan de buitenspeelruimte waarover peuterspeelzalen moeten beschikken.

 

 


Bron: Ministerie van Sociale Zaken

 

Minister Asscher past de kwaliteitseisen van het peuterspeelzaalwerk niet aan na de harmonisatie. Lees meer in dit bericht Inspectie peuterspeelzalen blijft ongewijzigd

1 REACTIE

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen account, maak dan hieronder een account aan. Lees ook de spelregels.