De werktijd van onze medewerkers in de kinderopvang is voornamelijk gericht op de ontwikkeling van het kind en niet op niet-groepsgebonden werkzaamheden en verplichtingen. Maar we zien dat ze wél druk zijn met rapportages en taken rondom ontwikkelingsgericht werken (IKK). Dat vraagt intensief contact met ouders en dus tijd en aandacht. Dan wordt er dus ‘extra inzet’ gevraagd. En die leveren onze medewerkers, want ze zijn enorm betrokken bij hun werk, de kinderen en hun ouders. Maar die extra inzet zet de balans tussen werk en privé (extra) onder druk, wat leidt tot werkdruk.
We moeten met z’n allen af van de bijna vanzelfsprekende norm van overwerken en hoge werkdruk. Een norm die ik overigens in onze hele organisatie zie! Gelijktijdig moeten we wél blijven voldoen aan de huidige wet- en regelgeving.
Er is weinig ruimte voor flexibel handelen en echt kunnen inspelen op dat wat er in de groep gebeurt. Pauzes moeten vooraf worden gepland. Er is weinig regelruimte en dus ook weinig speelruimte. En juist dat is zo belangrijk. Die speelruimte is nou juist nodig om je deskundigheid, expertise en professionaliteit in te kunnen zetten. Om ‘het verschil te kunnen maken’. Juist dat maakt dit werk zo leuk! En juist dan kan je iets betekenen, teweegbrengen.
Vanuit mijn werkgeverrol heb ik al eerder, met andere bestuurders vanuit verschillende vakgebieden, uitgebreid onderzoek gedaan naar het boeien en binden van medewerkers. Door corona is dit vraagstuk alleen maar urgenter geworden. Ik merk dat het steeds lastiger is mensen te vinden en te behouden. Hoe maak je de sector aantrekkelijker? Hoe zorg je ervoor dat de voordeur verder open gaat en de achterdeur gesloten blijft? Als we met z’n allen de kinderopvang toegankelijk, betaalbaar en eenvoudiger willen maken én kwaliteit willen blijven leveren, moet er iets gebeuren. Ik denk dat dit niet in salaris zit, maar in de eerder geschetste speelruimte. Zodat onze medewerkers, vanuit vertrouwen, hun professionaliteit kunnen inzetten.
‘Die IKK kan best een onsje minder, dat verlaagt de werkdruk’
Natuurlijk is wet- en regelgeving van belang. En om ervoor te blijven zorgen dat kwaliteit altijd voorop staat hebben we soms die enorme regeldichtheid nodig. We hebben immers de dagelijkse zorg over kinderen. Maar die IKK kan best een onsje minder. Dat verlaagt de werkdruk.
Dan de instroom van nieuwe mensen. Ik maak momenteel noodgedwongen gebruik van mensen via een uitzendbureau en dat vind ik een zwaktebod, omdat ik wil dat mijn medewerkers op een professionele én prettige manier hun werk kunnen doen en dat er sprake is van een langdurige, intensieve relatie met de organisatie. De kinderopvang en welzijn vormen toch een basis in de samenleving! En het is geen hogere wiskunde als ik stel dat we zo’n stevige kwalitatieve basis allemaal willen; ouders, medewerkers, bestuurders en politici. De vraag is: hoe gaan we ervoor zorgen dat we deze ambitie dan samen verwezenlijken?
De uitdaging is om de professie weer aantrekkelijk te maken. Daarvoor moet er ruimte komen. Natuurlijk zit daar ook een financieel plaatje aan vast. In de bekostiging moet ruimte komen voor niet-direct kindgerichte werkzaamheden via een verhoging van het toeslagtarief richting een realistische uurprijs. Dan ontstaat die belangrijke speelruimte, wordt het beroep aantrekkelijker, zal de instroom beter op gang komen en kunnen we verder bouwen. Onze branchevereniging voert hierover de lobby en ik ga ondertussen kijken waar ik nu al mogelijkheden kan vinden om de basisvoorziening in de wijk flexibeler en aantrekkelijker te maken. Heb je tips? Laat het me vooral weten!