
Het kleuteronderwijs bestaat in Nederland niet. Als zodanig. Het is al lang geleden de onderbouw van de basisschool geworden. Maar de kleuters bestaan nog wel. En in de groepen 1 en 2 in het primair onderwijs vormen ze wel degelijk een groep apart. Met leerkrachten die vaak al jarenlang het liefst met kleuters werken en zich er in hebben gespecialiseerd, soms met de oude ‘KLOS’ als vooropleiding. Met een aanbod dat speelser is, met geduld en liefde voor de ontluikende leermogelijkheden van kleuters.
Ik zeg: het kleuteronderwijs bestaat in de praktijk wel degelijk. En het wint aan belangstelling ook, lijkt het. Dat is niet alleen door mijn eigen ervaringen en reacties op de blogs over kleuters en kleuterjongetjes bijvoorbeeld, maar ook in de media en in de Tweede Kamer.
Dat is op zich een goed teken. Maar er is ook reden voor zorg.
Ik merk dat het kleuteronderwijs steeds meer benaderd wordt vanuit het opbrengstgericht werken. Kleuters en peuters worden nu ook (net als de oudere kinderen) gezien als leerlingen waar het leerproces door een schools aanbod (methoden, letterborden, VVE-programma’s) moet leiden tot opbrengst op kindniveau. Jonge kinderen moet iets áángeleerd worden. En dat wat er aangeleerd is, moet worden getoetst.
‘De vraag dringt zich op of kleuteronderwijs niet te veel de cognitieve kant opgaat’
Ai, daar raak ik een gevoelige snaar: de CITO toets voor kleuters. Die CITO toets is, in weerwil van wat veel kleuterleerkrachten denken, niet verplicht, maar wel door veel schoolbesturen gekozen om op deze manier te voldoen aan de wettelijke eis om een kind-volgsysteem te gebruiken. En die CITO toets voor kleuters roept bij kleuterleerkrachten en andere professionals weerstand op. Het zou bij kleuters niet erg veel voorspellende waarde hebben, maar bovenal niet passen bij het leergedrag van kleuters. En daar is theoretische ook best wat voor te zeggen trouwens.
De vraag dringt zich op of kleuteronderwijs niet te veel de cognitieve kant opgaat, de opbrengstgerichte kant en daardoor tot stress leidt bij kinderen èn bij leerkrachten. Sommige scholen hebben daar ook zorgen over en die gooien het roer dus ook om.
En nu kom ik bij de kinderopvang aan: wat vinden jullie daar nou van? En nee, hier kun je je niet van afwenden. Immers, jullie worden bij het vraagstuk betrokken via ‘de doorgaande leerlijn’ en wel zo: De kinderopvang en het onderwijs aan jonge kinderen komen elkaar steeds meer in samenwerkingsverbanden tegen. Eerst bijvoorbeeld in de Brede School, nu is het IKC helemaal ‘hot’. Vanwege het maatschappelijk belang, het kindbelang of gezinsbelang. Niet zelden wordt de samenwerking kort en bondig samengevat als ‘het werken aan de doorgaande leerlijn’.
‘Met ‘doorgaand’ wordt eigenlijk helemaal niet bedoeld dat de leerlijn doorloopt van de peutertijd naar de kleutertijd en zo verder.’
In mijn ervaring (en ik kom tegenwoordig door mijn breinlezingen veel met het primair onderwijs en het kleuteronderwijs in aanraking) is die doorgaande leerlijn echter vaak een kapstok waar de samenwerkingsjas aan opgehangen kan worden, maar niet echt de uitkomst van een doortimmerde visie op het leren van jonge kinderen.
Dit is mijn interpretatie: met ‘doorgaand’ wordt eigenlijk helemaal niet bedoeld dat de leerlijn doorloopt van de peutertijd naar de kleutertijd en zo verder. Eerder bedoelt men dat de leerlijn van groep 3 doorloopt naar de groepen 1 en 2 en vervolgens naar de voorschoolse periode, de peutergroepen. De leerlijn loopt dus door van ‘boven’ naar ‘beneden’.
Ik ben, voor de goede orde, helemaal niet tegen samenwerkingsverbanden tussen kinderopvang en onderwijs. En ik heb ook niks tegen een integraal aanbod voor de vroegschoolse en voorschoolse periode. Integendeel, ik werk met enkele scholenkoepels en IKC’s samen aan de ontwikkeling van zo’n innovatief Jonge Kind aanbod. Maar het is enorm belangrijk dat iedereen weet dat ons brein een jarenlange ontwikkeling doormaakt waarbij het aldoor anders en beter gaat functioneren. En daardoor leert een jong kind van 3 jaar inderdaad totaal anders dan een kind van 8 jaar. En een kind van 8 weer anders dan een puber. Leren is in dat opzicht eigenlijk een continuüm waar opvoeding en onderwijs zich voortdurend op moeten aanpassen. Peuter- en kleuteronderwijs moet daarom leeftijdsconform zijn en daar is jonge kind expertise voor nodig.
Wie die schoen past, trekke hem aan.