Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Blog Betsy van de Grift – De grote trek omhoog

Het is nog niet eens 10 jaar geleden dat pedagogische beroepskrachten vrijwel helemaal productief waren in de kinderopvangsector. Dat klinkt een beetje onaardig dus het is goed om het even uit te leggen. Van alle uren waarvoor een pedagogische beroepskracht werd ingehuurd, ging altijd slechts een klein deel verloren als ‘improductieve tijd’. En dat waren dan bijvoorbeeld de uren voor verlof of de uren voor ziekteverzuim en nog een klein deel scholing binnen of buiten de poort. In de loop van de tijd is de productiviteit afgenomen. En dat is geen natuurverschijnsel geweest.
blog-betsy-van-de-grift-de-grote-trek-omhoog
Who is Danny / Stock.adobe.com

Om te beginnen is er meer aandacht gekomen voor teamoverleg, teamcoaching en andere bijeenkomsten waarin pedagogische beroepskrachten de gelegenheid kregen om te reflecteren op hun werk en hun eigen vaardigheden. Daar kwam bij dat, niet in de laatste plaats door een sterke inzet vanuit de vakbonden, gepleit werd voor meer tijd ‘van de groep’. Er is zelfs in de cao een urennorm opgenomen waarbij het totaal aan pedagogische beroepskrachten uitgeroosterd zou moeten worden binnen de productiviteit ten gunste van werkzaamheden die buiten de groep verricht zouden moeten worden. Dat was ook wel nodig, omdat werkzaamheden ten behoeve van observatie of mentorschap nou eenmaal vaak niet te combineren zijn met het werken tussen kinderen die onverdeelde aandacht behoeven.

Aanbieders hebben daar terecht aan meegewerkt maar zien daarmee de personeelskosten stijgen en die kostenstijging moet uiteraard aan de afnemers worden doorberekend.

Recentelijk is daar eigenlijk een nieuwe beweging bij gekomen en dat is ‘de trek omhoog’. Pedagogische beroepskrachten willen graag niet meer alleen uitvoerend werk doen op de groep, maar zij willen graag invloed hebben op de kwaliteit van het pedagogisch proces en doen dat bijvoorbeeld door pedagogische coach te worden.

Ook dat fenomeen is niet uit de lucht komen vallen, maar maakt op dit moment integraal deel uit van de structuureisen die aan de kinderopvang worden gesteld: je moet gewoon als aanbieder een bepaald aantal uren beschikbaar stellen voor pedagogische coaching. In flink wat organisaties is die pedagogisch coach ‘omhooggehaald’ in het organigram en toegevoegd aan de pedagogische staf.

Er zijn twee redenen om als sector maar zeker als organisatie scherp te zijn op deze ‘trek omhoog’.

Ten eerste de invulling en collegiale positie van de functie van pedagogisch coach. Die is nogal vaag en sterk aan eigen invulling vatbaar. Het is dan ook maar de vraag of de functie oplevert wat de wetgever wilde: dat de kwaliteit van het primaire proces erdoor versterkt wordt. In de sector gaan daar interessante voorbeelden over rond: pedagogisch coaches die graag mindfulness willen inzetten om met collega’s te werken, of pedagogisch coaches die betrokken willen zijn of worden bij functioneringsgesprekken of beoordelingsgesprekken. Het is niet ondenkbaar dat dit soort pedagogisch coaches zich erg thuis voelen in deze rol omdat zij eigenlijk toch al meenden dat zij beter waren in hun werk dan de collega’s die ze nu mogen gaan begeleiden. Dat zou in de praktijk wel eens tot scheve ogen, stress en problemen in de samenwerking kunnen leiden. De ‘gewone’ pedagogische beroepskrachten lopen het risico gedegradeerd te worden tot ‘slechts in de uitvoering te mogen werken’ en misschien zelfs niet voldoende competent zijn voor hun eigen werk: zij moeten gecoacht gaan worden.

‘Verwarring in de organisatie is daarvan het gevolg’

De tweede reden tot zorg is die van verwarring in de ‘lijn’: als de vestigingsmanager verantwoordelijk is voor de uitvoering van het pedagogisch beleid dan zou zíj het ook moeten zijn die de bevoegdheden heeft om de pedagogische beroepskrachten individueel en als team aan te sturen op de kwaliteitseisen. Op het moment dat de pedagogisch coaches bedoeld zijn om daar een bijdrage aan te leveren, dan zou de vestigingsmanager daar ook de baas van moeten zijn. In situaties waarbij de pedagogisch coaches dus bóven de locatiemanager in een pedagogische staf aan het werk worden gezet, dan worden de wetmatigheden van de hiërarchische organisatie op twee manieren geschonden. Om te beginnen kan een stafdienst geen verantwoordelijkheden overnemen van ondergelegen lijnmanagers. En de pedagogische stafdienst kan ook geen opdrachten geven en de uitvoering daarvan sanctioneren voor werkzaamheden waar de vestigingsmanager uiteindelijk voor verantwoordelijk is. Verwarring in de organisatie is daarvan het gevolg. En de vestigingsmanager heeft een resultaatgebied waarvoor zij wel verantwoordelijk gehouden wordt maar niet de bevoegdheden en de sanctioneringsmacht heeft om die verantwoordelijkheden waar te maken.

Naast de verwarring in de lijn heeft ‘de grote trek omhoog’ nog een andere bijwerking waar organisatorisch gezien scherp op gelet zou moeten worden.

Kinderopvangorganisaties zijn er om een pedagogisch educatief aanbod te realiseren. Het kan toch niet zo zijn dat de beroepskrachten die daarvoor essentieel zijn en die daarvoor zelfs op handen gedragen zouden moeten worden, besmet raken met het virus van ‘van de groep af’ willen. In andere sectoren zoals de gezondheidszorg en binnen welzijnsorganisaties is die neiging om van de groep af te willen al eerder begonnen en heeft ertoe geleid dat, als je kijkt naar het loonfunctiegebouw, de mensen die essentieel zijn voor het primaire proces vaak het laagst betaald en het minst gewaardeerd worden. Dat is geen voorbeeld wat de kinderopvang zou moeten willen volgen en het is ook geen voorbeeld voor de vakbonden om zich op te focussen.

Blog Betsy van de Grift – Hoe redelijk is een prijsplafond in de kinderopvang?

‘Het is de moeite waard om over ingrijpende voorstellen als prijsplafond wat dieper na te denken dan alleen over de vraag of je voor of tegen bent. En de eerste vraag zou dan kunnen zijn: kan de overheid dergelijke ingrepen (het prijsplafond en het verbod op winstuitkeringen) inderdaad plegen?’ Lees de vorige blog van Betsy van de Grift

Betsy van de Grift is een ervaren bestuurder en ondernemer in de zorg en kinderopvang, met een pedagogische en bedrijfskundige achtergrond. Sinds 2008 werkt zij als onafhankelijk adviseur voor kinderopvang en kleuteronderwijs. Door haar reeks ‘kinderbreinboeken’ is zij een veelgevraagd spreker en directiecoach. Haar boek ‘De Kleutervriendelijke School’ werd genomineerd als ‘beste onderwijsboek van 2020’. Haar laatste boek ‘Het Managementboek voor de Kinderopvang’ wordt gezien als het nieuwe handboek voor ervaren en junior hoger management. Betsy streeft er naar duurzame leerimpulsen te geven aan het opvoedkundig en educatief aanbod aan 0-7 jarigen. Meer daarover op www.betsyvandegrift.nl

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen account, maak dan hieronder een account aan. Lees ook de spelregels.