Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties1

Van Gennip over taalontwikkelingen in kinderopvang: ‘Geen aanpassingen aan taaleis 3F’

Op 21 februari verscheen er een Kamerbrief van Minister van Gennip (SZW) aan de Tweede Kamer over stand van zaken omtrent de implementatie van de taaleis 3F in de kinderopvang en de wettelijke mogelijkheid omtrent meertalige dagopvang. Wij lichten de hoogtepunten voor je uit.
Karien van Gennip minister vanSociale Zaken en Werkgelegenheid Beeld: ©RVD – Valerie Kuypers en Martijn Beekman

In de kamerbrief legt van minister van Gennip nog eens uit waarom taalvaardigheid in de kinderopvang zo belangrijk is. ‘Minder goede taalvaardigheid hangt samen met minder kansen in het leven. De ontwikkeling van taalvaardigheid begint al op jonge leeftijd. Daarom is het van groot belang dat er in de kinderopvang een rijk taalaanbod wordt aangeboden. Dit geldt des te meer voor kinderen die thuis een minder rijk taalaanbod meekrijgen. Pedagogisch medewerkers kunnen een grote invloed hebben op de taalontwikkeling van jonge kinderen. De taalvaardigheid van beroepskrachten vormt daarom een belangrijke voorwaarde om een rijk taalaanbod aan te kunnen bieden.’

Taaleis 3F

Zoals bekend moeten pedagogisch medewerkers vanaf 1 januari 2025 kunnen aantonen dat zij tenminste niveau 3F of B2 beheersen voor de mondelinge taalvaardigheid. Mondelinge taalvaardigheid bestaat uit de deelvaardigheden spreken, gesprekken voeren en luisteren. De opleidingen tot pedagogisch medewerkers hebben hier al op geanticipeerd. ‘De taaleis is opgenomen in de kwalificatiedossiers van deze opleidingen, vanaf instroomjaren 1 augustus 2019 (mbo-3) en 1 augustus 2021 (mbo-4). Dit betekent dat de taaleis een beroepsvereiste is, die behaald moet zijn om het diploma te kunnen halen, bovenop de generieke exameneisen voor mbo-3 en mbo-4’, aldus de minister.

Examens

De mondelinge deelvaardigheden moeten gemiddeld voldoende zijn (dit betekent een gemiddelde van 5,5 of hoger voor de drie deelvaardigheden). Hierbij geldt een bodem van een 5,0 voor iedere deelvaardigheid afzonderlijk (spreken, gesprekken voeren en luisteren). Dit betekent dat er compensatiemogelijkheden zijn tussen de deelvaardigheden. ‘Een andere belangrijke stap die is gezet is dat er instellingsexamens ontwikkeld zijn voor het onderdeel Luisteren. Deze instellingsexamens zijn in 2022 voor het eerst beschikbaar gekomen. De onderdelen Spreken en Gesprekken voeren bestonden al in de vorm van instellingsexamens. Het gaat hier om luisterexamens die specifiek ontwikkeld zijn voor de opleidingen tot pedagogisch medewerker. De luisterfragmenten en vragen sluiten beter aan op de beroepspraktijk en interessegebieden van deze studenten.’

Geen aanpassingen aan taaleis

Er is afgelopen jaren veel kritiek gekomen op de taaleis. Veel medewerkers zouden het te moeilijk vinden en zijn bang dat ze hierdoor hun beroep niet meer kunnen uitoefenen. Toch is van Gennip tot dusver niet van plan om hier concessies in te doen. ‘Het eerste beeld bij zowel kinderopvangorganisaties als opleidingen geeft voor mij op dit moment geen aanleiding om aanpassingen te doen in de taaleis 3F. Wel houdt dit mijn blijvende aandacht en zal ik de ontwikkelingen in de gaten blijven houden. Ik heb hierbij ook in het bijzonder aandacht voor de groep studenten en medewerkers die de taaleis nu niet, of met heel veel moeite, halen. Deze groep moeten we in het oog houden.’

Ontwikkelingen meertalige dagopvang

Bij de uitwerking van de wijziging van het wetsvoorstel heeft de minister een aantal uitgangspunten gedeeld.

  1. Meertalige opvang moet voor maximaal 50 procent van de opvangtijd per dag mogelijk worden gemaakt. Maximaal 50 procent per dag is een aanscherping van het percentage dat nu geldt voor meertalige bso en het experiment meertalige dagopvang.
  2. Een doorgaande leerlijn is van groot belang, zodat de opgedane taalkennis niet snel vergeten wordt.
  3. Het is belangrijk dat de pedagogisch medewerkers een rijk taalaanbod kunnen aanbieden en dus de taal op niveau 3F of B2 beheersen.
  4. De minister streeft naar realistische eisen voor de pedagogisch medewerkers. Het is niet nodig dat een medewerker voor twee talen voldoet aan de hoge taaleis, mits zij maar één taal spreken op de groep. Hierbij moet wel minimaal één beroepskracht Nederlands beheersen op niveau 3F en minimaal één beroepskracht de andere taal op dit niveau. Iedere beroepskracht moet wel de andere taal van de meertalige opvang op een minimumniveau beheersen voor onderlinge communicatie tussen de beroepskrachten en kinderen die nog niet beide opvangtalen beheersen. Dit gaat om taalniveau A2.
  5. De voorwaarde voor meertalige dagopvang moeten aansluiten bij de huidige voorwaarden voor meertalige BSO en het experiment meertalige dagopvang. Ook moet het aansluiten bij de systematiek van de Nederlandse taaleis.

De overige eisen en ontwikkelingen omtrent meertalige dagopvang én de taaleis 3F kun je lezen in de kamerbrief van Minister van Gennip >>

Al jaren in de stress over de taaleis: ‘Een strop om de nek’

De 3F-taaleis vormt voor sommige studenten een flink struikelblok in de opleiding tot pedagogisch medewerker. Maar hoe zit het met de huidige kinderopvangmedewerkers die nog niet aan deze taaleis voldoen? ‘Voor een groep zeer ervaren pedagogisch professionals voelt de taaleis als een strop om de nek’, zegt Anja Hol, adviseur en oud-bestuurder kinderopvang. Lees hier het premium-artikel >>

Bronnen: BK, BMK, Rijksoverheid

1 REACTIE

  1. Jammer dat er geen uitzondering wordt gemaakt voor NT2 medewerkers. Wij hebben een medewerker op de BSO die uit Roemenië komt waar zij lerares was op een basisschool. Ze spreekt goed verstaanbaar Nederlands maar met de taaltoets gaat het helaas mis. Moeten we haar nu laten gaan terwijl wij al een tekort hebben?

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen account, maak dan hieronder een account aan. Lees ook de spelregels.