
De samenwerkende inspecties onderzochten de kwaliteit van het signaleren van onveiligheid bij kinderen en de toeleiding naar passende hulp en ondersteuning in de gemeenten Houten, Nieuwegein, Barneveld, Ede, Assen en Emmen. Afgelopen vrijdag presenteerden ze hun onderzoeksrapport.
Blauwe plekken
Een van de conclusies uit het onderzoek is dat de verschillende partijen in het sociaal domein, waaronder kinderopvangorganisaties, onveilige situaties vaak pas signaleren als de gevolgen van geweld of mishandeling direct zichtbaar zijn. Bijvoorbeeld omdat het kind zich afwijkend gedraagt of blauwe plekken heeft. Maar professionals zouden hun inschatting over de veiligheid van een kind niet alleen moeten baseren op deze zichtbare signalen, vinden de inspecties. Ze moeten kijken naar de gehele thuis- en sociale situatie van een kind. En als er reden is tot zorg, bijvoorbeeld vanwege psychische, financiële, relatie- of gezondheidsproblemen, moeten ze meteen handelen. Bijvoorbeeld door advies te vragen bij partijen als Veilig Thuis en met de ouders in gesprek te gaan. Ook al lijkt het kind zich op het eerste gezicht goed te ontwikkelen.
Meldcode Kindermishandeling
Maar professionals vinden het lastig om gesprekken over een mogelijk onveilige thuissituatie te voeren met ouders. Zeker wanneer problemen van ouders nog niet hebben geleid tot signalen bij het kind. Ze willen zeker zijn van hun zaak voordat ze het gesprek aangaan, omdat ze bang zijn ouders ten onrechte ergens van te beschuldigen en hun goede relatie met hen te schaden. Daarnaast mist een deel van de professionals de deskundigheid om onveilige situaties vroegtijdig te herkennen, en weten ze niet hoe ze vervolgens moeten handelen. De Meldcode Kindermishandeling en Huiselijk Geweld kan houvast bieden, maar veel partijen gebruiken deze meldcode niet actief.
Uit onderzoek van de Universiteit Utrecht blijkt dat veel pm’ers zich inderdaad onzeker voelen over hun kennis van hoe te handelen bij een vermoeden van kindermishandeling. Lees meer
Verwijsindex risicojongeren
Een ander knelpunt dat de inspecties signaleren, is dat organisaties vaak niet van elkaar weten dat ze bij een risicogezin betrokken zijn. Zo wordt essentiële informatie niet met elkaar gedeeld. Een instrument wat hierbij zou kunnen helpen is de Verwijsindex risicojongeren (VIR), waar organisaties hun betrokkenheid bij een gezin kunnen registreren. Maar in de praktijk blijken verschillende partijen, zoals kinderopvangorganisaties, hier niet bij aangesloten. Of ze registreren hun betrokkenheid (te) laat.
Terugkoppeling
Wanneer kinderopvangorganisaties hun signalen wel delen met professionals uit het jeugddomein en de gezondheidszorg, verwachten ze een terugkoppeling wat ermee is gedaan. Welke actie is ondernomen en welke zorg en ondersteuning is ingezet? Maar het onderzoeksrapport meldt dat deze terugkoppeling niet altijd plaatsvindt of pas na lange tijd. Terwijl partijen die langdurig betrokken zijn bij gezinnen, zoals scholen en kinderopvang, juist een waardevolle rol kunnen spelen in de zorg of ondersteuning. Hun informatie en expertise kan beter worden benut.