De belangrijkste kostenpost voor kinderopvangorganisaties is personeel. In de Wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang (IKK) gaat juist op dit punt veel veranderen vanaf 1 januari 2018. De beroepskracht-kindratio (bkr) voor baby’s gaat van één beroepskracht op vier baby’s naar één beroepskracht op drie baby’s. Op de bso wordt de ratio daarentegen voor kinderen vanaf 7 jaar verruimd. Daar mogen pm’ers voortaan twaalf kinderen vanaf 7 jaar onder hun hoede hebben in plaats van tien. Het ministerie schat dat de branche in totaal 2000 extra fulltimers nodig heeft voor babyopvang en 1400 minder fulltimers op de bso.
Aanpassing uurtarieven 2018
Onderaan de streep betekent dit dat de maatregelen gaan leiden tot hogere kosten en daarmee een hogere uurprijs in de dagopvang en lagere kosten en een lagere uurprijs in de bso. Dat betekent ook dat de maximum uurprijzen waarover ouders kinderopvangtoeslag ontvangen vanaf 2018 hierop worden aangepast. Voor de dagopvang betekent dit een stijging van 32 eurocent en voor de bso een daling van 26 eurocent. Over de exacte maximum uurtarieven in 2018, komt het ministerie later nog terug in de wijziging van het besluit kinderopvangtoeslag 2018. Overigens blijft de kostenstijging voor het peuterspeelzaalwerk in deze analyse buiten beschouwing.
Pedagogisch beleidsmedewerkers
Maar er zijn meer maatregelen die de kosten opstuwen. De kosten van de pedagogisch beleidsmedewerker (hbo-opgeleid) komen neer op 31 miljoen euro waarvan 21 miljoen euro voor de dagopvang en 10 miljoen euro voor de bso. Deze maatregel geldt overigens pas vanaf 2019. Er bovenop komen nog kosten van 9 miljoen euro voor investeringen in de doorlopende ontwikkellijn van dagopvang naar bso en basisschool.
Bijscholing
In de net verschenen algemene maatregel van bestuur (amvb) over de wet IKK is nog niks opgenomen over opleidingsgeld dat bijvoorbeeld betaald moet worden voor het bijscholen van pm’ers op de babygroep. Hoe dit exact wordt ingevuld, wordt later uitgewerkt in een ministeriële regeling. Maar in het kostenplaatje is hiervoor wel alvast 10 miljoen berekend voor de dagopvang en 11 miljoen voor de bso.
Kinderopvangtoeslag
Nieuwe uurtarieven en meer vergoeding vanuit de overheid betekent dat de kosten voor kinderopvangtoeslag gaan stijgen. Het ministerie van Sociale Zaken houdt rekening met een stijging van 25 miljoen euro in 2018 en een structurele stijging van 19 miljoen euro. Eerder is al afgesproken dat er vanaf 2017 structureel 200 miljoen euro extra wordt geïnvesteerd in de kinderopvang.
Toename regeldruk
Behalve financiële consequenties, brengt de wet IKK ook consequenties voor de regeldruk met zich mee. Deze regeldruk komt niet terecht bij ouders, wel bij de kinderopvangbranche. Maar de nieuwe kwaliteitsregels leiden zowel tot een toename als een afname van regeldruk. Onderaan de streep leidt het pakket aan maatregelen tot een gemiddelde toename van de structurele regeldruk met 0,5 miljoen euro per jaar.
Risico-inventarisatie
Een voorbeeld van toenemende regeldruk gaat over de aanpassingen die nodig zijn in het pedagogisch beleidsplan. Dit zijn incidentele maatregelen die alleen voor dit jaar worden geschat op 0,3 miljoen euro regeldruk. Er zijn echter ook structurele regeldrukeffecten. Denk aan veranderingen in de risico-inventarisatie, de plicht tot het hebben van een veiligheids- en gezondheidsbeleid, het hebben van een opleidingsplan en een mentor en natuurlijk het anders inroosteren van beroepskrachten vanwege veranderde eisen in de beroepskracht-kindratio (bkr). Deze structurele verhoging schat het ministerie op ongeveer 0,5 miljoen euro per jaar.
EHBO
Van de genoemde voorbeelden zijn er natuurlijk meevallers en tegenvallers. Een meevaller is bijvoorbeeld het schrappen van de verplichting om jaarlijks een risico-inventarisatie te moeten doen (meevaller van 13,3 miljoen euro per jaar). Tegenvallers zijn bijvoorbeeld het opleidingsplan, de verplichte mentor en de eis dat er altijd een pm’er met een EHBO-diploma op de locatie moet zijn.
Inspectie en toezicht
Behalve voor kinderopvangorganisaties, heeft de wet IKK ook consequenties voor het toezicht (GGD’en) en de handhaving (gemeenten). Bij GGD GHOR Nederland bereidt een speciale projectgroep zich voor op de veranderingen. Uit speciale uitvoeringstoetsen blijkt dat de gewijzigde kwaliteitseisen ook gevolgen hebben voor de kosten van het toezicht. Dat zou neerkomen op 711.895 euro incidenteel in 2018 en 1.758.380 euro structureel na 2018.
Meer lezen over de consequenties? Download hier het Ontwerpbesluit Kwaliteit Kinderopvang en Peuterspeelzaalwerk en lees vanaf pagina 35.