Kennelijk hebben de geslachtsdelen op de één of andere manier een bijzondere positie verworven binnen ons taalgebruik. Dat heeft een praktisch nadeel: een kind kan worden geconfronteerd met (schunnige) taal buitenshuis die hij of zij binnenshuis niet heeft geleerd.
Veel verschillende benamingen
Het is dus belangrijk dat we kinderen leren dat er heel veel benamingen zijn voor de geslachtsdelen, zodat er hopelijk een belletje zal gaan rinkelen wanneer het kind iemand tegenkomt, die gepast of ongepast, verwijst naar een geslachtsdeel. En omdat het kind geleerd heeft dat je hierover gewoon kunt praten, zal hij of zij zo’n voorval durven bespreken, met zijn of haar ouders, verzorgers of met jou. En daar gaat het allemaal om! Want seksualiteit is iets gewoons. Toch doen we er vaak geheimzinnig over. En dat hoeft helemaal niet.
Benoem jij de geslachtsdelen op het moment dat je een kind verschoont? Of je de kinderen begeleid bij het naar de wc gaan? Jonge kinderen geven vaak al vroeg aanleiding om over seksualiteit te praten. Ze wijzen naar papa’s piemel of de borsten van de groepsleiding: “Wat is dat?” Ze zitten aan hun geslachtsdeel, willen plotseling bloot lopen in de klas of turen naar andere kindjes op de wc. Als dit gebeurt zijn wij, de volwassenen begeleiders, vaak nerveus en onthand.
Nerveus
Wij zijn beschaamd, zij niet. Zij zijn nieuwsgierig en wij kunnen die natuurlijke nieuwsgierigheid nu juist gebruiken om het gesprek aan te gaan, in de klas, op de kinderopvang, de sportclub of gewoon thuis. Want zo kunnen we kinderen de gelegenheid geven en leren om al van jongs af aan vertrouwd te raken met het eigen lijf. We willen kinderen leren dat hun lijf privé is, iets dat ze helemaal zelf mogen ontdekken. Als het kind daarmee comfortabel raakt zal het sneller vragen durven stellen en zoiets als seksueel grensoverschrijdend gedrag veel sneller herkennen. En omdat praten over dit onderwerp geen taboe meer is, zal het kind ook willen praten als het ergens meezit.
‘We moeten ervoor zorgen dat kinderen het durven te vertellen, wanneer zij seksueel grensoverschrijdend gedrag meemaken’
Want, als we de cijfers mogen geloven, maakt één op de drie Nederlandse kinderen seksueel geweld mee en dat is veel te veel! We moeten er dus voor zorgen dat kinderen het aan een volwassene durven te vertellen, wanneer zij seksueel grensoverschrijdend gedrag of geweld meemaken.
Maar als wij geheimzinnig en raar blijven doen over (gewone en gezonde) seksualiteit is het natuurlijk niet gek dat kinderen helemaal niet durven te praten over datgene wat ze meemaken, waar ze zich bijvoorbeeld voor schamen. Veel professionals worstelen met dit onderwerp en twijfelen hoe ze seksueel gedrag op een goede manier bespreekbaar kunnen maken of haakjes aan kunnen grijpen. Het goede nieuws is, dat je dit gewoon kunt leren en ook mee kunt nemen in het beleid van je organisatie!
Ik geloof er heilig in dat als we ‘gewoner’ gaan doen over normale seksualiteit, kinderen ons sneller in vertrouwen gaan nemen en vragen gaan stellen, ook juist wanneer het spannend en minder leuk is. Wat doen jullie hier als organisatie in?