Purdue University heeft een eigen kinderopvang. Het is een ‘lab school’, een laboratorium waar alle nieuwe aanpakken die aan de universiteit bedacht worden, worden getest. Alle studenten die een studie doen op het gebied van het jonge kind lopen er stage. As je er binnenkomt valt meteen op hoeveel studenten er rondlopen. En zitten te observeren. In de gang hangt een briefje waarop staat welke onderzoeken er allemaal plaatsvinden op dit moment. Een onderzoek naar vroege rekenvaardigheid. Een onderzoek naar de manier waarop kinderen met schuimrubberen blokken spelen. Een onderzoek naar kinderen met gehoorproblemen. En nog vijf andere.
De ouders die hun kinderen in deze kinderopvang laten opvangen, werken bijna allemaal zelf ook aan de universiteit. Ik vroeg er een aantal wat ze vonden van al dat onderzoek. De meeste ouders die ik sprak waren heel enthousiast. Ze hebben veel vertrouwen in de hoge kwaliteit van de opvang die er geboden wordt, en vinden het leuk dat hun kinderen zo extreem goed gemonitord worden, en dat de allernieuwste aanpakken en speelgoed op hun kind worden uitgeprobeerd. Super! Er waren er ook die niet helemaal blij waren met al die studenten die er rond liepen, met die steeds weer wisselende gezichten. Maar, zo vonden ze, het is belangrijk dat er wetenschappelijk onderzoek gedaan wordt. En dat studenten leren hoe het in de praktijk werkt.
‘Ik vroeg me af of leidsters zich nu anders zouden gedragen, nu ze wisten dat ze op elk moment, zonder het te weten, door ouders of door observerende studenten in de gaten gehouden konden worden’
Dus tsja, het hoort erbij. En wat ze magnifiek vonden: dat elke groep is uitgerust met een observatiekamertje. Een soort grote kast eigenlijk. Als ouder mag je daar op elk moment van de dag plaatsnemen. Er is zo’n raam waardoor de ouders wel de kinderen en de leidsters kunnen zien, maar niet omgekeerd. Ouders kunnen dus ongemerkt kijken of hun kind inderdaad stopt met huilen als hij of zij de deur uit is. Maar ook of hun kind wel genoeg aandacht krijgt. Om maar wat te noemen. Er zijn zelfs knopjes waarmee je het geluid kunt bedienen, zodat je precies kunt inzoomen op de interactie tussen een pedagogisch medewerker en jouw kind.
Zelf vond ik het nogal ongemakkelijk zitten, in die observatiekast. Ik vroeg me af of leidsters zich nu anders zouden gedragen, nu ze wisten dat ze op elk moment, zonder het te weten, door ouders of door observerende studenten in de gaten gehouden konden worden. Volgens de ouders werkt het wel zo. De meesten komen bijna nooit observeren, maar alleen al het idee dat het kan stelt hen gerust. Omdat ze dan zeker weten, zeggen ze, dat er niks gebeurt dat niet goed is voor hun kind. Maar volgens de leidsters gedragen zij zich niet anders door de aanwezigheid van de observatiekasten. Het werkt net als bij gefilmd worden: eerst doe je een tijdje extra je best, maar daarna vergeet je het gewoon.
Wat ik zelf zag vanuit die observatiekast? Prima kinderopvang. Leuke pedagogisch medewerkers die met kinderen speelden, met ze praatten en ze troostten. Maar ook eentje die nogal ongeinteresseerd met haar rug naar een kind zat en uitgebreid over een pasgeboekte vakantie kletste met een collega. En een andere van wie het ondergoed overduidelijk niet lekker zat, uit het gehijs en gefriemel op te maken.
En ik weet nog steeds niet goed of ik dat nou had willen zien als mijn eigen kind in die groep had gezeten.