Maak een winterwoordenkwartet. Hoe heet zo’n ding op je hoofd ook alweer? Muts. En wat maakt je hand lekker warm? Want. Zet een mand met wintervoorwerpen en foto’s midden in de kring en oefen de woorden. Sjaal, jas, laars, schaats, ski, ijs, sneeuw, iglo, ijsbeer. Er mag ook best een moeilijk woord tussen zitten, zoals ruitenkrabber of sneeuwschep.
Houd dan een voorwerp omhoog en laat het eerste kind het woord zeggen. Is het goed, dan krijgt dit kind het voorwerp. Ga zo de kring rond tot de mand leeg is. Dan mogen de kinderen om beurten ‘kwartetten’ bij elkaar. ‘Mag ik van jou de muts?’
Woorden voor ‘koud’
Hoeveel woorden zijn er wel niet voor warm en koud? Kinderen weten de nuances nog niet. Ga op een warm-koud ontdekkingstocht, binnen of buiten, en oefen op een speelse manier allerlei varianten van warm en koud. Hoe koud is het buiten? Lekker fris, een beetje koud of ijskoud? En wat is er warm? De ketel met theewater is heet, je kop thee is eerst warm en later lauw.
Andere activiteiten
- Bewegen tot je warm bent
- Aan de slag met je zintuigen
- Zelf een zaadbol maken
- Voeren van dieren
- Wintertuin