Gemeenten krijgen drie jaar de tijd om met een nieuw budget voor onderwijsachterstandsmiddelen toe te werken naar een nieuw aanbod van vroeg- en voorschoolse educatie (vve). Het budget verandert niet direct vanaf 1 januari 2019, maar wordt langzaam op- dan wel afgebouwd naar de verdeling die minister Arie Slob van Onderwijs onlangs voorstelde.
Overgangstermijn gemeenten
Voor de meeste gemeenten betekent de herverdeling van de vve-gelden dat zij er op vooruit gaan. Maar 38 gemeenten gaan er juist op achteruit. Dit zijn onder andere Utrecht, Leiden, Amsterdam, ’s-Hertogenbosch, Eindhoven, Haarlem en Woerden. Onderzoeksbureau Buitenhek maakte een overzicht van wat deze overgangstermijn precies betekent voor het budget. Bijvoorbeeld: de gemeente Amsterdam ontvangt dit jaar nog € 56.412.000 aan gemeentelijke middelen om achterstanden aan te pakken, maar dit bedrag wordt in vier stappen afgebouwd naar € 51.032.000 in 2022.
Van 10 naar 16 uur vve
Tegelijk met de afbouw van het budget, wordt van gemeenten verwacht dat ze het aanbod van vve gaan uitbreiden van 10 naar 16 uur per week en dat er wordt geïnvesteerd in de kwaliteit van voorschoolse educatie door de inzet van meer hbo-geschoold personeel. Dat betekent dat bijna alle gemeenten hun beleid aan moeten passen, ook de gemeenten die het straks met minder budget moeten doen.
Onbenut budget
Buitenhek ziet wel voordelen van een overgangstermijn en noemt dit ook ‘logisch’, maar het nadeel is dat gemeenten er ook jaren over doen om een definitief beleid vast te stellen. Volgens het onderzoeksbureau moet het zeker voor gemeenten die er op vooruit gaan mogelijk zijn om sneller dan drie jaar toe te werken naar een nieuw budget. Kiest het kabinet hier niet voor, dan blijft er volgens een berekening van het bureau ook een deel van het beschikbare budget onbenut. Er is in drie jaar tijd immers sprake van € 16 miljoen afbouw en € 136 miljoen opbouw. Dat loopt niet synchroon. Zouden gemeenten die er op vooruit gaan eerder bij het beschikbare geld kunnen, dan kunnen zij direct starten met het vormgeven van een stabiel OAB-beleid voor de komende jaren.
Algemeen Overleg
Op 16 mei vindt een Algemeen Overleg plaats in de Tweede Kamer waarin gesproken wordt over het voorstel van minister Slob, de ingangsdata voor het nieuwe budget en onderwijs en de overgangstermijn.
Voor welk scenario koos minister Slob uiteindelijk voor het herverdelen van onderwijsachterstandsmiddelen? Wat betekent die keuze voor gemeenten? En waarom denkt de minister dat dit de beste (her)verdeling is? Lees meer in dit (premium) artikel