Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Worstelen met versnipperd opvoedmilieu

Nederland heeft de meest versnipperde opvoedomgeving, zo blijkt uit het recente Eurostat-rapport over kinderen en jongeren in Europa. Wat betekent die versnippering voor Nederlandse kinderen en voor de branche?
wat zijn de gevolgen van een versnipperd opvoedmilieu?
wat zijn de gevolgen van een versnipperd opvoedmilieu? - Foto: Nationale Beeldbank

Leonie Heutz, manager Pedagogiek en Kwaliteit bij Kinderopvang Humanitas, is al bijna dertig jaar werkzaam in de kinderopvang. Ze ziet een groot verschil tussen die beginjaren en nu. ‘Als ik toen voor alle kinderen uit een groep een cadeautje moest kopen, ging ik uit van 13 kinderen in de babygroep en 21, 22 voor de peutergroep. Dat is nu zo’n 20 in de babygroep en 30 bij de peuters.’Kinderopvang Humanitas heeft zich altijd hard gemaakt voor stabiliteit in de groepen. Al in 2009 zag je de teruggang, zegt Heutz. Ouders gingen steeds minder dagdelen afnemen. De roep om meer flexibiliteit werd steeds groter. Toen ook nog de kosten toenamen, ging het hard. En daar komt de laatste tijd ook nog eens een discussie over babyopvang overheen. Een zorgelijke ontwikkeling, vindt de pedagoge. ‘Stabiliteit is een belangrijke voorwaarde voor kwaliteit. Bij stabiliteit gaat het niet alleen om vaste gezichten van pedagogisch medewerkers, maar ook van andere kinderen. Duidelijkheid, voorspelbaarheid, weten wie ze tegen zullen komen, de mogelijkheid om vriendschappen op te bouwen.’

Geen duiventil
In 2010 schreef Leonie Heutz, samen met Liesbeth Schreuder en Marieke Bosma, er al een artikel over voor het Landelijk Pedagogenplatform Kindercentra (zie site LPP) onder de titel ‘Geen vogelkooi, geen duiventil’. Zij grijpen daarin terug op wetenschappelijk onderzoek waaruit blijkt dat als kinderen elkaar niet kennen veel aandacht en energie gaat zitten in het begrijpen van wat er allemaal om hen heen gebeurt. Als kinderen met een vriendje spelen, spelen ze op hoger niveau dan met een onbekend kind. Als kinderen vaker samenzijn, is de kans op vriendschap groter. ‘In een groot observatieonderzoek naar de wijze waarop jonge kinderen met elkaar omgaan in de groep wordt onder andere beschreven welke – ongeschreven – groepsregels jonge kinderen zich eigen moeten maken. Denk bijvoorbeeld aan regels over wie met het speelgoed mag spelen en hoe je het speelgoed moet delen. Uit die beschrijvingen wordt ook invoelbaar hoeveel moeilijker dat voor kinderen te leren is, als er steeds andere kinderen zijn.’

Langere wenperiode
Ook voor pedagogisch medewerkers wordt het zwaarder. Het is moeilijker om individuele kinderen goed te volgen als ze maar een dag in de week komen. Pedagogisch medewerkers zijn wel eens ziek, op vakantie of hebben een vrije dag en dan zien ze een kind zo twee of drie weken niet. Voor de kinderen zelf duurt bijvoorbeeld de wenperiode veel langer. Heutz: ‘Er zijn ook kinderen voor wie het niet veel uitmaakt, maar vooral prikkelgevoelige kinderen hebben het zwaar in een steeds wisselende groep. Ik neem mijn petje af voor al onze pedagogisch medewerkers die het ondanks de grotere, steeds wisselende groepen lukt om de kinderen iedere dag weer een leuke én zinvolle dag te bezorgen.’De pedagogisch medewerkers van Kinderopvang Humanitas doen hun best om de situatie voor de kinderen voorspelbaar en vertrouwd te maken. Dat wil zeggen dat ze nog meer aandacht besteden aan rituelen, nog meer terugblikken en vooruitblikken, nog meer thematisch/programmatisch werken, nog meer herhalen. Pedagogisch medewerkers doen veel naamspelletjes. Ze zorgen ervoor dat kinderen een eigen plekje hebben, bijvoorbeeld op de familiemuur met foto’s van hun eigen familie. Heutz: ‘Samen geschiedenis met elkaar maken, daar gaat het om.’

Van hot naar her
Simon Hay, pedagoog bij KindeRdam, wil niet alleen kijken naar wat het versnipperde opvoedklimaat doet voor kinderen, maar ook voor ouders. Hoeveel stress veroorzaakt dat in het gezin als kinderen van hot naar her gesleept worden? Hay verwijst naar de lezing die Carolien Gravesteijn onlangs hield bij de aanvaarding van haar lectoraat aan de Hogeschool Leiden. We leggen grote druk op ouders, vindt Hay net als Gravesteijn. ‘Er is zorg voor de situatie van baby’s in Nederland. Baby’s verblijven in te veel verschillende opvoedmilieus. Dat de kinderopvang meer moet investeren in goede babyopvang is helder, maar gebrekkige kwaliteit voor baby’s wordt niet alleen door de kinderopvang zelf veroorzaakt. Veel baby’s komen slechts één of twee dagen per week op het kinderdagverblijf. De pedagogisch medewerkers hebben maar weinig tijd om de baby goed te leren kennen. Laten we vooral de nadruk leggen op het ondersteunen van ouders in de meest brede zin van het woord. Daar hoort verlengen van het ouderschapsverlof bij en ook meer nadruk leggen op het verbeteren van de kwaliteit van kinderopvang voor baby’s.’

Kwaliteit informele opvang
Is de kwaliteit van de formele opvang al lastig in beeld te brengen, van de kwaliteit van de informele opvang hebben we helemaal geen beeld. Dat vindt ook Pauline Schellart, directeur van de Kober groep in Breda. ‘Hebben we ooit onderzocht of de kwaliteit van de opa-/oma-opvang echt zo goed is? Goede opvang voor baby’s bestaat echt. Zelf heb ik heel goede ervaringen. Ook minder goede trouwens, dus er zijn grote verschillen. Daar moet het gesprek over gaan, over de kwaliteit van de kinderopvang.’Pedagoog Hay vindt dat gezinnen met jonge kinderen vooral rust moeten hebben om te wennen aan het ouder zijn en om te bedenken welke keus ze willen maken voor de opvang. Hij pleit daarom voor een ruimhartiger ouderschapsverlof. ‘Het is ook te kort door de bocht om te stellen dat de babyopvang overal goed is geregeld. Ik zie goede opvang, maar ook kinderopvang met te veel prikkels voor kinderen.’

Meer dan één dag
Maar hoe zorg je dan dat ouders als ze eenmaal voor formele kinderopvang kiezen ook kiezen voor meer dan een dagje? Terug naar minimaal twee dagen, wat vroeger nog heel gewoon was? Schellart is voorstander van een basisvoorziening van een aantal dagdelen, ondersteund door de overheid. ‘Nu zijn ouders de klant, die bepalen. Als werkende ouder zou ik ook tegen vaste dagen zijn. Bovendien gaan ze anders naar de concurrent om de hoek waar ze wel kunnen kiezen.’ Ook Hay vindt het geen reële optie. ‘We moeten meer met ouders in gesprek over de kinderopvang. Bij het eerste contact zouden we kunnen vragen hoe ze de totale opvang gaan invullen en daar dan advies over geven. We mogen best meer staan voor ons vak. We moeten onze eigen pedagogische kracht goed verwoorden.’

Niet ideaal
Dat vinden ook Leonie Heutz en Pauline Schellart. Veel ouders hebben er inderdaad nooit bij nagedacht dat een dagje kinderopvang, een dagje opa en oma van de ene kant, een dagje van de andere kant niet een ideaal opvoedklimaat is. ‘Je kunt dat bij een rondleiding best aangeven.’Daarnaast werkt Hay met film en foto’s om de bijdrage van kinderopvang aan de ontwikkeling van een kind te laten zien. Met filmbeelden kun je dat heel concreet maken. Als er op het whiteboard staat dat Pietje met een bal speelt, zegt dat ouders niets. Maar als ze op film zien wat dat spelen met een bal allemaal inhoudt, krijgen ze een heel ander beeld, is de ervaring van Hay. Dan zien ze hoe hij zijn motoriek oefent, hoe de pedagogisch medewerker observeert en benoemt, en het spel weer een nieuwe impuls geeft.

Ouders moeten onze ambassadeurs zijn, vindt Hay. Zij moeten niet in de verdediging als ze hun kinderen naar de kinderopvang brengen, maar ze moeten ervaren en uitdragen dat kinderopvang nodig is. Ook heeft Hay de afgelopen maanden veel politici naar KindeRdam weten te krijgen om met eigen ogen te zien wat kinderopvang nu echt inhoudt.Ook Pauline Schellart verwacht een beweging van de overheid. ‘Ik heb het gevoel dat die er ook komt, dat we in de goede richting beweging. Ik geloof in de samenwerking met onderwijs. Maar onze systemen zijn nog gebaseerd op oude structuren. We kunnen veel meer betekenen voor kinderen én ouders als we budgetten combineren. 

Meeste opvoeders voor Nederlandse kinderen
Being young in Europe today is de titel van het rapport van Eurostat (2015). Investeren in jonge kinderen zorgt voor een welvarende toekomst, zowel economisch als sociaal. De Europese Unie ontwierp in 2009 daarom een strategie voor de jaren 2010-2018 voor meer en gelijke kansen voor jonge mensen in onderwijs en op de arbeidsmarkt. Hoe staat het daarmee in 2013? Dat is waar dit recente rapport antwoord op geeft. Het gaat over demografie, onderwijs, arbeidsmarkt, gezinssituaties, gezondheid, leefomstandigheden en de digitale wereld. Dus ook over ‘childcare’.Nederland hoort tot de landen waar kinderen maar een beperkt aantal uren naar de formele opvang gaan. Slechts 15 procent gaat meer dan dertig uur naar de kinderopvang. 29 procent van de Nederlandse kinderen wordt alleen door de ouders opgevoed. Ook daarin hoort Nederland bij de uitzonderingen. Het Europese gemiddelde is 50 procent, met uitschieters in Bulgarije (81 procent) en Slowakije (71 procent). Het hoogste percentage informele opvang vind je dus ook in Nederland: 54 procent voor de leeftijd onder drie jaar, 61 procent voor daarboven. Daarmee heeft Nederland de meest versnipperde opvoedomgeving.

Ook in de zomervakantie puzzelen ouders wat af: een paar dagen naar opa en oma, een week op kamp, samen twee weken op vakantie en af en toe naar de bso. Vier op de vijf stellen worstelt met de invulling van zes weken schoolvakantie. lees meer>>

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen account, maak dan hieronder een account aan. Lees ook de spelregels.