Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Waarom peuters betere onderwijskansen hebben in de grote steden

De verschillen in financiering van gemeenten voor het onderwijsachterstandenbeleid zijn groot. Dit blijkt uit onderzoek van bureau Buitenhek. Dit wordt vooral veroorzaakt door het ontbreken van basisfinanciering. Dit heeft onder meer gevolgen voor de 960 uur verplichte voorschoolse educatie (VVE).
© Krakenimages.com / stock.adobe.com

Voor veel kleine gemeenten is het een uitdaging om voldoende aanbod te realiseren en alle peuters te bereiken die extra ondersteuning nodig hebben, aldus het onderzoek van Buitenhek. Deze gemeenten moeten eigen middelen inzetten of de doelgroep fors versmallen. In de grote steden is er wel voldoende ruimte voor een royaal aanbod voor een brede doelgroep.

Dit is in de strijd met de doelstellingen van het Rijksbeleid, dat er juist op is gericht dat het niet uitmaakt waar een kind woont. Mede hierom werd twee jaar geleden een nieuwe verdeling ingevoerd van de Rijksbijdragen voor het Gemeentelijk onderwijskansenbeleid (GOAB).

Vier grote steden

Destijds kregen de vier grote steden (G4) veruit het meeste geld per kind, meer dan drie keer zoveel als kleinere gemeenten. De nieuwe verdeelsleutel leidt weliswaar tot een eerlijker verdeling, maar de verschillen zijn twee jaar na dato nog altijd groot, blijkt uit het onderzoek. De kleinste gemeenten ontvangen nu gemiddeld slechts 50 procent van de middelen per doelgroeppeuter in vergelijking met de G4.

De grotere gemeenten ontvangen meer middelen, omdat hier voor de doelgroeppeuters gemiddeld een grotere onderwijsachterstand wordt verwacht. ‘Het is niet onlogisch om er vanuit te gaan dat in peuters met een grotere verwachte onderwijsachterstand ook meer moet worden geïnvesteerd om hetzelfde resultaat te behalen,’ aldus het onderzoek van Buitenhek.

960 uur VE

De financiering pakt goed uit voor het primair onderwijs, waar de extra middelen worden toegevoegd aan de landelijke basisfinanciering van het onderwijsaanbod. Voor het door gemeenten bekostigde voorschoolse aanbod is echter geen sprake van een door de overheid gefinancierd basisaanbod. Er bestaat voor doelgroeppeuters wél een wettelijke plicht om 960 uur voorschoolse educatie (VE) aan te bieden over een periode van 1,5 jaar, maar dat is niet apart financieel geregeld.

De kinderopvangtoeslag kan hierbij niet als basisfinanciering worden gezien, omdat meer dan de helft van de ouders van doelgroeppeuters geen recht heeft op kinderopvangtoeslag. Voor deze peuters moet de gemeente dus vrijwel het volledige aanbod financieren. Maar ook voor de ouders met kinderopvangtoeslag blijkt het moeilijk om het volledige aanbod van 640 uur per jaar VE te betalen. Ook voor hen is het noodzakelijk dat de gemeente hen financieel tegemoet komt.

8000 euro per jaar

In de praktijk kiezen bijna alle gemeenten voor een ouderbijdrage voor de helft van de uren voorschoolse educatie. Dat betekent dat de gemeente de andere helft volledig financiert. Het ministerie van OCW hanteert als norm een bedrag van € 8.000 per doelgroeppeuter per jaar.

In de praktijk zijn de verschillen tussen gemeenten echter groot. De meeste grotere gemeenten hebben voldoende GOAB-middelen om ook het basisaanbod te financieren, maar een ander deel ontvangt daarvoor te weinig. In totaal krijgen 106 gemeenten (32% van het totaal) minder dan € 8.000 per doelgroeppeuter. Zij hebben dus onvoldoende geld voor het basisaanbod.

Eigen doelgroep kiezen

Het ministerie van OCW laat als reactie op deze bevindingen onder meer weten dat gemeenten hun eigen doelgroep mogen kiezen. Maar dit betekent wel dat gemeenten met minder geld minder peuters als doelgroeppeuter aanwijzen, aldus het onderzoek van Buitenhek. Het gaat daarbij ook om peuters met een achterstandsrisico die het extra VE-aanbod wél nodig hebben. ‘Peuters die, als ze in een andere gemeente zouden wonen, wel tot de doelgroep zouden behoren.’

Ondanks de nieuwe verdeelsleutel zijn we er dus nog niet, aldus het onderzoek. ‘De oplossing ligt bij het volgende kabinet en de nieuwe minister. Zij kunnen een basisbedrag hanteren in de bijdrage per doelgroeppeuter of de verdeelsleutel aanpassen zodat de mate van achterstand minder effect heeft op de verdeling van het geld over de gemeenten.’

 

 

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen account, maak dan hieronder een account aan. Lees ook de spelregels.