Jurist en ouder Paul van den Berg kon het ‘niet laten om de wet er eens bij te pakken’, zo schrijft NRC in het bewuste artikel: Waar heeft hij als ouder recht op? Zo leest hij wat het schoolbestuur moet doen als er wachtlijsten zijn bij een bso. Dan zal de school „alternatieven moeten onderzoeken”, staat in een kabinetsbrief over deze wet.
In 2007 is deze wet ingesteld om het ouders gemakkelijker te maken om werk en zorg te combineren. Zij moeten hun kinderen de hele dag onder kunnen brengen op school en aansluitend de buitenschoolse opvang. De hedendaagse praktijk is volgens de PO-Raad echter dat ouders in sommige regio’s tegen wachtlijsten aanlopen.
Rechter
De juristen benoemen dat schoolbesturen alternatieven moeten zoeken wanneer er een wachtlijst is. Bijvoorbeeld door met meer aanbieders van kinderopvang of met gastouders samen te werken. Ook geeft een van hen aan dat ouders het schoolbestuur zelfs voor de rechter kunnen dagen. Dit is overigens niet eerder gebeurd, staat in het bericht op de website van de PO-Raad.
Korte termijn
Woordvoerder Claudia Verhoeven van de PO-Raad vertelt dat ze de wet wel scherp hadden, maar dat ze hem zagen als een wet die van scholen een inspanningsverplichting vroeg. ‘De juristen in het artikel van NRC interpreteren het als een resultaatverplichting. Dat vraagt meer van scholen.’ Ze ziet niet direct een kortetermijn-oplossing. ‘Onze ervaring is dat scholen goed samenwerken met kinderopvangpartners. Soms is er geen plek op bepaalde dagen, en kun je in overleg van dagen wisselen. Maar als er personeelstekort is, dan houdt het soms gewoon op. Dat is niet op korte termijn te ondervangen. Als school moet je wel altijd met ouders in gesprek blijven en proberen oplossingen te zoeken.’
Oppas
Zosja sprak een ouder die recent met haar gezin naar Doorwerth verhuisde verhuisde. Zij kreeg bij aanmelding van de kinderen op de bso te horen dat er geen plek was. Het bericht over de wetgeving verbaast haar: ’Ik heb eigenlijk helemaal geen contact met school hierover gehad. Ik dacht dat de bso onze eigen verantwoordelijkheid was’. Het gezin heeft in hun eigen nieuwe woonplaats een oppas geregeld, die ze uit eigen zak betalen. ‘Best wel bizar dat ik niets wist over die verantwoordelijkheid. De school is er ook niet over begonnen. Het lijkt alsof zij tot en met schooltijden denken, en niet verder’. Inmiddels heeft de bso laten weten dat er voor beide kinderen een plek is vrijgekomen. De oppas komt nog maar één middag per week.
Niet genoeg
De juristen zijn het erover eens dat veel schoolbesturen méér zullen moeten doen dan ze gewend zijn. Dit zegt Rianne Tigelaar, jurist bij belangenorganisatie Ouders & Onderwijs, tegen NRC. ‘De inspanning wordt bij veel scholen minimaal genomen (…). Sommige scholen zeggen: we hebben afspraken met één of twee bso-partijen. Dat is niet genoeg.’
Vraagtekens
Advocaat Iris Hoen zet in een LinkedIn-bericht nog wel vraagtekens bij de resultaatverplichting die de juristen in de wetgeving zien: ‘Dat van scholen een inspanning mag worden verwacht wat de organisatie van kinderopvang betreft is een feit. Maar in de wet en de toelichting zie ik geen aanknopingspunten voor het vergaande standpunt dat scholen in het uiterste geval zelf een kinderopvangorganisatie zouden moeten oprichten en exploiteren om te kunnen voorzien in de door ouders gewenste opvang.’
Combifuncties
Naast het onderwijs kampt ook de kinderopvang met een groot personeelstekort. Het plan om kinderopvang voor werkende ouders vrijwel gratis te maken zet dit nog meer onder druk.
De PO-Raad ziet hier echter kansen voor intensieve samenwerking tussen onderwijs en opvang. Bijvoorbeeld op het vlak van combinatiefuncties. Zo kan iemand overdag als onderwijsassistent aan de slag, en daarna op de bso. Deze werktijden zijn voor werknemers interessanter dan de korte bso-contracten van slechts enkele uren per dag. Bovendien biedt een gevarieerd aanbod van activiteiten bij aan de brede ontwikkeling van kinderen. Verhoeven: ‘Nu het economisch beter gaat, is er meer behoefte aan kinderopvang. Als de opvang gratis of bijna gratis is, weet je dat er stabiliteit is en hoeveel er gebruik van wordt gemaakt. Dan weet personeel ook waar het aan toe is.’
Vragen aan het kabinet
Verhoeven denkt wel te kunnen zeggen wat er nu nodig zou zijn vanuit de overheid: ‘Er zijn nu drempels voor samenwerking, bijvoorbeeld rondom het verschil in de CAO tussen onderwijs en opvang. De overheid denkt in aparte vakjes. Wat we vragen aan het kabinet is om meer in samenhang te gaan denken. Om samenwerking te intensiveren, moet je de drempels ook wegnemen. We verwachten en hopen dat meer samenwerking tussen onderwijs en kinderopvang de ontwikkeling van kinderen ten goede komt. Wetgeving rondom kinderen moet niet bekeken worden vanuit de arbeidsmarkt, maar vanuit het kind.’
Bron: PO-Raad, NRC