
De pedagogische kwaliteit werd grondig onderzocht door het Expertisecentrum Ervaringsgericht Onderwijs van de KU Leuven onder leiding van professor Ferre Laevers, en de Vakgroep Sociaal Werk en Sociale pedagogiek (UGent) onder leiding van professor Michel Vandenbroeck. Aan deze nulmeting namen 400 kinderopvanglocaties, zowel gastouderopvang als groepsopvang, deel. Zes dimensies komen aan bod: welbevinden en betrokkenheid van de kinderen, emotionele en educatieve ondersteuning, omgeving en omgang met ouders en diversiteit.
Goede score
De sterkte van de Vlaamse kinderopvang bleek uit verschillende punten. Meer dan 90% van de geobserveerde leefgroepen krijgt een redelijk tot goede score op welbevinden. Dit betekent dat kinderen zich matig tot goed in hun vel voelen in de Vlaamse kinderopvang. Als het gaat om emotionele ondersteuning: zowel bij baby’s als bij peuters zit het op dit vlak relatief goed in de Vlaamse kinderopvang. Het overgrote deel van de leefgroepen (> 80%) heeft hier een matige- hoge tot hoge score. Dat betekent dat de pedagogisch medewerkers nabij zijn, signalen van kinderen niet alleen oppikken maar er ook op reageren met aandacht voor het perspectief van het kind zelf. De ouders zijn over het algemeen zeer positief over hun opvang, hoewel opvanglocaties nog meer aandacht kunnen besteden aan het kennen van en rekening houden met de verwachtingen en ervaringen van ouders.
Aandachtspunten
Als het om betrokkenheid gaat behalen 7 op de 10 leefgroepen in Vlaanderen een lagere score Dit betekent dat baby’s en peuters in de kinderopvang matig tot laag geconcentreerd bezig zijn. Ook de educatieve ondersteuning scoort matig: in bijna in 8 op de 10 babygroepen en in zelfs meer dan 90% van de peutergroepen krijgt een lage score. Dit betekent dat pedagogisch medewerkers op bepaalde momenten kansen laten liggen om kinderen uit te dagen en hun ontwikkeling te bevorderen. Dit betekent volgens de onderzoekers niet dat er voortaan in de Vlaamse kinderopvang nog enkel ruimte mag zijn voor geleide activiteiten. Dit wil zeggen dat bijvoorbeeld ook tijdens vrij spelmomenten of eetmomenten kinderen meer begeleid, of uitgedaagd zouden moeten worden onder meer via taal.
Leermomenten
‘Soms gaan de begeleiders zozeer op in de organisatie van die zorg, dat ze over de hoofden van de kinderen bezig zijn’, zegt onderzoeker Ferre Laevers in de Standaard. ‘Er wordt dan tijdens het verluieren of tijdens de maaltijd niet of nauwelijks met de kinderen gepraat. Terwijl het ook anders kan. We zagen opvanginitiatieven die kinderen wél betrekken bij het dekken van de tafel en die alles benoemen wat er op tafel komt. Dat zijn belangrijke leermomenten, die je eigenlijk niet verloren mag laten gaan.’
Omgeving
Er was ook een lage tot matige score voor omgeving (o.a. infrastructuur, materiaal, speelgoed) maar goede scores voor het onderdeel doeltreffendheid van de organisatie in de leefgroep. Minder evident blijkt de diversiteit aan gezinnen (mix) en maatschappelijke diversiteit als onderdeel van de opvang.
Instrumenten
De meting van de pedagogisch kwaliteit maakt deel uit van het MeMoQ-project. Andere onderdelen van het project zijn: een pedagogisch raamwerk (visietekst), een monitoringsinstrument voor de Zorginspectie en een zelfevaluatie-instrument.
Bron: www.kindengezin.be
Nederlands kwaliteitsonderzoek
De pedagogische kwaliteit in Nederland is voor het laatst onderzocht in 2012 door het NCKO. Toen liet de kwaliteit een duidelijke stijging zien ten opzichte van eerdere jaren, zowel op de algemene proceskwaliteit, de interactievaardigheden van de pedagogisch medewerkers als de structurele kwaliteitsmaten. Lees verder