Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

‘Kinderen die uitvallen bij de opvang, zijn gebaat bij een IKC’

Het is een probleem dat vaker de kop opsteekt: het verschijnsel dat kinderen die moeilijk zijn of gedragsproblemen hebben, worden weggestuurd van de kinderopvang of VE. Maar dan komt in groep 1 de problematiek in volle omvang naar voren. Kunnen deze kinderen niet meteen en beter worden geholpen? Adviseur Gerdi Meyknecht meent dat er oplossingen zijn en dat een IKC daarbij kansen biedt.

‘Het is een verschijnsel dat iedereen die in de opvang werkt herkent: kinderen die het niet redden,’ aldus Gerdi Meyknecht. Zij was voor PACT voor kindcentra jarenlang het gezicht van het project Alert4you, waarbij geëxperimenteerd werd met samenwerking tussen kinderopvang en jeugdhulp. ‘Het is niet van vandaag of gisteren en het neemt zelfs toe, mede doordat het gebruik van de kinderopvang flink is gestegen de afgelopen 10 tot 15 jaar. Het is niet onlogisch dat er dan ook kinderen zijn bij wie de opvang moet concluderen: dit gaat niet lukken.’

Er zijn globaal twee categorieën, aldus Meyknecht. ‘De eerste is de groep kinderen bij wie de omstandigheden tegen zitten. Opvoedkundig zwakke of onmachtige ouders, schulden, scheiding of ander stressfactoren. Dat zijn in principe gezonde kinderen met moeilijkheden thuis, waarbij het lastig is dat ze te jong zijn om te kunnen vertellen wat er aan de hand is.’

Ontwikkelstoornis

Daarnaast zijn er kinderen met een (dreigende) ontwikkelstoornis. ‘Dat is een brede groep. Kinderen die moeite hebben met leren praten, lopen, zindelijk worden of spelen bijvoorbeeld. Het is dan echt lastig om te onderkennen wat er aan de hand is en wat een goede interventie is.  Dat is anders voor kinderen met een fysiek zichtbare handicap, zoals slechthorend- of slechtziendheid. En dat is ook voor ouders op een andere manier belastend: zij willen vaak graag geholpen worden om het beter te doen.’

Wat daar de laatste jaren is bijgekomen, zijn de kinderen van nieuwkomers. ‘Vaak vluchtelingen-gezinnen, met trauma’s en een slechte taalbeheersing. Ook zij geven, net als de andere categorieën, soms een forse problematiek te zien als ze in groep 1 op de basisschool belanden.’

Kwestie van organisatie

Het aantal kinderen met een jeugdhulpprofiel groeit dus. Maar wat kun je doen voor kinderen die het niet redden, die worden weggestuurd van de opvang of – iets wat ook wel gebeurt – van de opvang worden gehaald door hun ouders?

Dat is deels een kwestie van organisatie, aldus Meyknecht. ‘Het is het beste om de interne en externe zorgstructuur in één systeem te vangen. Daarbij moet je dus ook de hbo-coach en de pedagoog betrekken. Het is van belang dat het voorschoolse maatschappelijk werk en de JGZ/CJG naadloos aansluit. Cruciaal is dat je vaste partners hebt die snel inzetbaar zijn.’

Juf Jannie die meekijkt

Coaching on the job is dan belangrijk. ‘Je moet jonge kind specialisten beschikbaar hebben op de groep om mee te kijken en mee te helpen als er vragen en problemen zijn. Een tweede schil als het ware. Dat werkt alleen goed als je elkaar kent, als de betreffende hulpverlener wordt gezien als een verlengd lid van het team, die er niet altijd is maar wel regelmatig. En die ook voor ouders een prettig en bekend gezicht is. Niet een ‘zware’ hulpverlener uit de hoge hoed maar bij wijze van spreken juf Jannie die ook meekijkt.’

De vraag is ook: hoe regel je de ouderbetrokkenheid? ‘Hoe neem je ouders mee in de zorgen die ontstaan over hun kind? Belangrijk is dan een open relatie met de ouders. Dat je kunt zeggen als pm’er: we hebben iets gezien bij je kind, hoe doet  hij of zij dat bij jullie thuis? Niet beladen, in de trant van: we maken ons zorgen, maar betrokken en vanuit ‘we staan hier samen voor.’

Kinderopvang-plus

In Rotterdam bestaat al twintig jaar een Kinderopvang-plus voorziening die goed werkt, aldus Meyknecht. Deze is bedoeld voor kinderen die het niet redden op de reguliere kinderopvang, maar voor wie gespecialiseerde jeugdhulp een te zware interventie is. De groepsgrootte is kleiner en men werkt met een pedagoog/orthopedagoog. Veel van deze kinderen komen via een Sociaal-Medische Indicatie (SMI) binnen.

Meyknecht: ‘Dat werkt heel goed. In Rotterdam is er plek voor zo’n 100 kinderen.  Men start vaak met handelingsgerichte diagnostiek.  Op dit moment wordt gezocht naar mogelijkheden om gespecialiseerde jeugdhulp- medewerkers vanuit jeugdhulp en LVB toe te voegen aan teams van pm’ers. Om zo, ook voor deze groep, de gang naar het reguliere onderwijs beter mogelijk te maken.’

Een IKC is beter

Voor kleine kinderopvangorganisaties is het lastig om deze groep kinderen bij te staan, beaamt Meyknecht. ‘Daarbij komt dat je dit ook beter kunt organiseren in een doorgaande lijn voor kwetsbare kinderen. Dan kom je al snel bij een IKC uit. In een IKC kunnen pm’ers en leerkrachten uit de onderbouw goed samenwerken. De coördinator van de opvang en de IB’er in het onderwijs vormen dan samen een soort ‘tandem’ dat snel kan schakelen.’

Niet alles is een probleem

Bij dit alles wil Gerdi Meyknecht ook graag een kanttekening plaatsen. ‘Het is wat mij betreft niet wenselijk om elke vorm van ander gedrag te kwalificeren als een probleem dat om een professionele oplossing vraagt. We willen wel normaliseren en inclusiever werken, maar dat vraagt van alle partners inzet die anders kan zijn dan men gewend is. Toch moeten we echt die kant op. We zijn immers nog verder van huis als het jeugdhulp systeem bezwijkt onder een te grote druk. Dan kun je uiteindelijk de kinderen die het echt nodig hebben niet meer helpen.’

 

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen account, maak dan hieronder een account aan. Lees ook de spelregels.