We hebben een natuurfilm gekeken over de vos en de eekhoorn. We zagen dat de eekhoorn inderdaad van onstuimige dingen houdt. Ze klimmen en springen van boom naar boom. Ook hebben we een vos geknutseld en een boekenlegger gekleurd. Zo kun je altijd zien waar je in het boek gebleven bent.
Voordelen van lezen
Ik heb aan alle kinderen gevraagd of ze hun lievelingsboek mee wilden nemen. Zo had ik naast het boek van de voorleesdagen genoeg ‘leesvoer’. Voorlezen is heel belangrijk. De woordenschat en woordenkennis worden vergroot. Het gevoel voor zinsopbouw en grammatica ontwikkelt zich. Het prikkelt de fantasie en de nieuwsgierigheid van de kinderen: ze kunnen meeleven met de personen in het boek. Je kan gevoelige thema’s zoals ziekte of verlies wat makkelijker bespreekbaar maken. Ook zorgt het lezen van een boek voor rust en ontspanning. Lezen is vooral ook heel leuk!
Picknicken
Omdat Suus de eekhoorn en August de vos gingen picknicken, hebben wij dat ook gedaan. Een aantal lieve buurvrouwen heb ik bereid gevonden om te komen voorlezen. Vandaag kwam Karin voorlezen. Op de grond staat een picknickmand. De kinderen zitten voor de mand. Ze aaien de mand. ‘Jose, hier zit niets in’, zegt Nathan.
‘Dat moeten we nog maar eens zien of daar echt niets in zit!’, zeg ik. ‘Wat is dit?’, vraag ik aan ze.
‘Een picknickmand’, zegt Vigo.
‘Goed zo, Vigo! Dit is inderdaad een picknickmand. Wat ga je doen met een picknickmand?’
‘Op een kleedje zitten’, zegt Dylan.
‘Ja, dan zit je op een kleedje. Zullen we de mand eens open maken? Gaan we kijken wat er allemaal in zit.’ Langzaam doe ik de mand open. ‘Cakeje!’, zegt Dylan.
‘Ja, er zitten allemaal lekkere dingen in! Zit er ook een kleedje in?’ Ja, het kleedje zit erin. ‘Zullen we daarop gaan zitten?’
‘Dat is wel lekker warm en lekker zacht’, zegt Karin. Ik haal het kleedje eruit. ‘Hé! Een staart!’, roept Nathan.
‘Zit er een poes in?’, vraagt Karin.
‘Een staart! Een staart! Een staart!’
‘Van wie is die staart?’, vraag ik.
‘Van de vos!’, vertelt Nathan. Hij heeft de staart in z’n handen. ‘Lekker zacht’, zegt hij.
‘Zullen we eerst eens op het kleedje gaan zitten?’, vraag ik. Ik leg het kleed op de grond neer. De kinderen gaan erop zitten. Als iedereen erop zit, kijken we wat er nog meer in de mand zit. Ik houd een boek omhoog. ‘Wat is dit?’
‘Het vossenboek’, zegt Vigo.
‘Zullen we aan Karin vragen of ze dit boek voor wil lezen?’ Karin pakt het boek. Dylan en Nathan komen dicht bij Karin zitten. Ook Lynn en Vigo komen een beetje dichterbij. Karin begint met voorlezen. Geconcentreerd luisteren ze naar het verhaal. De hond komt ook op het kleedje liggen. Vigo kroelt de hond terwijl hij luistert. Nu is de bladzijde waar taart op staat. ‘Jose, gaan wij ook taart eten?’, vraagt Lynn.
‘We gaan straks kijken wat er in de mand zit’, antwoord ik. ‘Zullen we eerst verder luisteren?’ De picknickmand staat in het boek. ‘Wij gaan ook picknicken’, zegt Vigo. ‘Wat is dit voor een vogel?’ Het blijft stil.
‘Dit is een specht’, vertelt Karin.
‘Die hebben we op de iPad gezien’, zegt Lynn.
‘Dat klopt Lynn, die hebben we pas op de iPad gezien.’
‘Kijk’, zegt Karin, ‘ze zitten ook op een kleedje, zien jullie dat?’
‘Wij zitten ook op een kleedje’, zegt Vigo. ‘Wij zitten op de witte.’ Hij wijst naar het kleedje in het boek. ‘Dat is een blauwe!’
‘Heel goed van jou man’, zegt Karin.
‘Een vogeltje… een appel… paddenstoelen… vlinder…’ Vigo wijst alle dieren aan.
‘Ik zie ook een lieveheersbeestje’, zegt Karin. Vigo en Nathan wijzen het lieveheersbeestje aan. Het boek is uit. ‘Dag August! Dag Suus! Tot de volgende keer!’ Vigo draait zich om naar de picknickmand. ‘Kijk, we hebben nog een boekje’, zegt Vigo. Hij haalt een klein boekje eruit.
‘Daar zitten nog een heleboel boekjes in. Jullie mogen allemaal een boekje uitzoeken. Die mag je mee naar huis nemen’, zeg ik. Dylan houdt het boek van August goed vast. ‘Je mag in de mand kijken voor een boekje. Dan houdt Jose dit boekje’, zegt Karin. Alle kinderen kiezen een boekje uit. ‘Welk boekje heb jij?’, vraagt Karin aan ieder kind. De kinderen laten trots hun boekje zien. ‘Er zit nog drinken in de mand! En cakejes’, zegt Vigo.
‘Ja, we moeten nu echt gaan picknicken’, zeg ik. ‘Vigo, wil jij de cakejes uitdelen?’ Dat wil Vigo wel. Ik pak de fles met drinken en schenk de bekers vol. Ondertussen zitten ze te genieten van de cakejes. In de mand zit nog de staart. De staart van de vos. ‘Voel maar eens hoe lekker zacht die is.’ Alle kinderen voelen hoe zacht die is. ‘Zullen we de boekjes in de tas doen? Kunnen we ze niet vergeten’, zeg ik. Als alles in de tas zit, ligt het picknickkleed er verlaten bij.