Onze bank is er niet alleen maar om lekker op te zitten. In de ochtend zwaaien de meeste kinderen er graag hun ouders uit, als vast onderdeel van het vertrouwde afscheidsritueel. En de laatste tijd wordt nog veel vaker vanaf de bank naar buiten gekeken met een heel andere reden: we bekijken, benoemen en tellen de buitenvogels!
In september was ik twintig jaar gastouder. Ter gelegenheid daarvan gaf ik een feestje voor alle gezinnen die hier wekelijks over de vloer komen. We hadden een hele fijne dag en ik werd ook vreselijk verwend. Van eén van de gezinnen kreeg ik een prachtig vogelvoederhuisje. En al eerder had ik een voederplankje gekregen. Ik besloot alles bij elkaar in onze voortuin te zetten. Het resultaat mag er zijn; een prachtige voederplek voor de vogels in de winter.
‘Mag ik het boekje, Jeanette?’ vraagt een tweejarig jongetje. Hij doelt op ons boekje van Natuurmonumenten met daarin prachtige zoekplaten. Enthousiast begint hij erin te bladeren en gaat hij op zoek naar de vogelpagina in het boekje. Op zoek naar het vogeltje dat hij net zag.
Thuis geven ze hem wel eens de bijnaam Freek Vonk omdat hij veel dieren kent en er alles over wil weten. Een ander jongetje komt er ook bij. Hij kijkt mee en begint alle vogels aan te wijzen die we NIET hebben gezien. ‘Die niet, die niet!’ Het eerste jongetje pakt het boekje even over uit zijn handen. ‘Die hebben we gezien!’ zegt hij dan. Ik reageer enthousiast lachend: ‘Dat klopt! We zagen net een koolmeesje’. ‘Ja een koolmeesje!’ klinkt het nu uit beide monden. We kijken weer naar buiten en ineens zijn er wel vijf koolmeesjes. Ze hebben ons lekkere vogelvoer gevonden.
De andere peuters komen ook even af op de enthousiaste geluiden. We spotten een merel, een roodborstje en zelfs een specht. Ik vraag de kinderen of ze het misschien leuk vinden om nog wat meer vogelvoer klaar te maken. Dat willen ze wel en even later zitten we gezellig aan de keukentafel. We verzamelen eerst wat spullen; een boetseerpasta van vet en zaden, vogelzaadjes, vogelpindakaas, een paar bakvormpjes en een halve kokosnoot die we kunnen vullen.
Een beetje aarzelend beginnen de kinderen. ‘Het plakt wel een beetje hè?’, zeg ik. Een meisje kijkt me aan en kijkt er vies bij alsof ze het op die manier bevestigt. De jongste is inmiddels overgegaan op hard erop timmeren. Hij lacht als zijn handafdruk zichtbaar wordt. De andere kinderen lachen om zijn vrolijkheid en doen hem na. Als de boetseerpasta zacht genoeg is, verdelen we het over de verschillende bakjes. Het lukt de kinderen al aardig om de vormpjes zelf te vullen en, waar nodig, help ik ze. Tot slot drukken we er kleine vogelzaadjes in. Het meisje dat eerst zo vies keek, vind dit ineens een heerlijk karweitje. Ze zit uiteindelijk het langst aan de tafel van iedereen.
Sinds de temperaturen winters zijn, zijn we ‘los’. We brengen dagelijks voer naar buiten. Restjes appel, broodkruimels, pinda’s en vetbollen. De plaatselijke bakker geeft ons zelfs broodkruimels mee uit de broodsnijmachine.
Het laatste weekend van januari is er weer een tuinvogeltelling. We zijn al druk aan het oefenen. Vogels tellen is best een uitdaging, maar in combinatie met peuters helemaal! ‘Eén, drie, vier, zeven, acht, negen tien!’ klinkt het vanaf de bank. Misschien moet ik gewoon maar oefenen met de kinderen, bedenk ik me, en dan de tuinvogeltelling doen als ik vrij ben. De tuinvogeltelling blijkt in een weekend te zijn, dus dat gaat helemaal goedkomen.