Ik-jij-hij-zij-wij-jullie-zij. Begrippen, die kinderen op speelse wijze oppikken. Met een beweegspelletje kun je dit taalbesef stimuleren. Bovendien komen de kinderen meteen in beweging. Laat alle kinderen verspreid door de ruimte staan. Je doet het eerst een paar keer voor. Je roept ‘ik’ en begint te huppelen, te springen of te dansen. Dan wijs je naar een kind en roept ‘jij’. Dat kind is nu aan de beurt om ‘ik’ te roepen en te dansen. Hij mag vervolgens ‘jij’, ‘hij’ of ‘zij’ roepen en naar iemand wijzen. Tussendoor roep je ‘wij’ en iedereen doet een dansje of ‘jullie’ en je blijft zelf stil staan, terwijl de kinderen bewegen. Als de kinderen het door hebben, kun je er wat muziek bij opzetten.