(2 tot 4 jaar) Wie ben ik?
Een simpel spel voor de jongste kinderen. Ze kiezen uit de stapel hoeden iets wat hen aanspreekt en mogen dan dit beroep of deze persoon uitbeelden. Het kind krijgt een minuut om zijn beroep of persoon uit te beelden en dan mag de groep gaan roepen. Wat speelt dit kind? Is het een kapitein van een schip, een agent of een tuinkabouter?
(3 tot 5 jaar) Sportpetjes
Breng de kinderen in beweging met petjes. Het vergt wat voorbereiding, maar als je deze petjes aanschaft, kun je ze regelmatig opnieuw gebruiken. Zet de petten op een rij. De kinderen moeten allemaal hun ogen dichtdoen en op de tast een petje vinden. Als ze het opzetten, moeten ze deze sport beoefenen. Denk aan een ruitercap, waarbij het kind gaat galopperen en springen. Een fietshelmpje betekent flink peddelen met de benen en het kind met de ski- of snowboardhelm zoeft door de ruimte. Andere ideeën: ijsmuts (schaatsen), zonneklep (tennis) en geruite pet (golf). Na een paar minuten blaas je op een toeter en wordt er van petten gewisseld.
(3 tot 5 jaar) Beroepshoeden
Doe hetzelfde met professionele hoeden: piloot, stewardess, bakker, politieagent, brandweerman, soldaat, verpleegkundige, bouwvakker, enzovoort. Elk kind krijgt een hoed en gaat actief die rol spelen. Ze mogen met elkaar een beetje toneelspelen. Het gaat erom dat ze hun fantasie gebruiken, zich uiten en in beweging komen. De brandweerman gaat actief in de hele ruimte branden blussen, de verpleegkundige neemt polsen of en de bouwvakker metselt onzichtbare muurtjes. Ook hier weer: na een paar minuten laat je een bel gaan of blaas je op een toeter en wordt er van pet gewisseld.
(4 tot 8 jaar) Improvisatie
Ga improviseren met de oudste kinderen. Het spel begint met drie kinderen. De één krijgt een hoedje met veren op en is een deftige mevrouw, de ander draagt een politiepet en nummer drie een hoge koksmuts. Dit drietal mag nu toneelspel improviseren. De deftige dame gaat bijvoorbeeld naar de bakker om een broodje te kopen van de bakker, maar ze wil niet betalen en de politie wordt erbij geroepen. Alles mag. Als het verhaal een beetje loopt, roep je één van de kinderen aan de kant en verwissel je de hoed. Ineens heeft de politieagent een brandweerhoed, kroon of motorhelm op en speelt het kind een nieuwe rol.
(4 tot 6 jaar) Sprookje wordt echt
Lees een sprookje voor, maar deel eerst de bijbehorende hoofddeksels uit aan de kinderen. Verschillende kroontjes voor de koning, de koningin en de prinsessen en prinsen, een narrenmuts voor de hofnar, een ooglapje en bandana voor de piraat en puntmutsen voor kabouters, tovenaars en heksen. Natuurlijk kun je afhankelijk van het verhaal dat je gaat lezen met de hoofddeksels improviseren. Terwijl je voorleest, beelden de kinderen het verhaal uit. Ze wandelen door het bos, zitten op de troon, dansen door het kasteel, enzovoort. Kies een sprookje met veel verschillende rollen.
