Vanaf 1 juli 2013 is in de Wet kinderopvang bepaald dat een houder van een kinderopvangorganisatie een overlegplicht heeft, wanneer er mogelijke vermoedens zijn van een misdrijf tegen de zeden of mishandeling bij een kind in de kinderopvang. Het gaat daarbij om mogelijke vermoedens jegens een ‘met taken belast persoon’. Dit kan o.a. gaan om een pedagogisch medewerker, een chauffeur, een gastouder maar ook om huisgenoten van een gastouder. De vertrouwensinspecteurs van de Inspectie van het Onderwijs zijn zowel voor het onderwijs als voor de kinderopvang het aanspreekpunt.
Melden over TBP
In de factsheet staat te lezen dat in 2020 bijna alle meldingen van seksueel misbruik gaan om de ‘met taken belast’ persoon. Ofwel een medewerker, gastouder of huisgenoot van de gastouder. In vergelijking met eerdere jaren is het percentage met taken belaste personen (TBP), dat is betrokken bij een melding over een mogelijk vermoeden van seksueel misbruik gestegen naar 95 procent. Daarmee gaat vrijwel elke melding van seksueel misbruik over een persoon die werkzaam is in de kinderopvang of inwonend is bij de gastouder.
Bso
Over de bso is het totaal aantal meldingen nagenoeg gelijk gebleven, dit ondanks de gedeeltelijke sluiting wegens de coronamaatregelen. Opvallend is dat de meldingen rond een mogelijk vermoeden van seksueel misbruik en fysiek geweld hoger liggen en het aantal met taken belaste personen daarin ook hoger is.
Totaal aantal meldingen lager
Het totaal aantal meldingen is lager dan in de voorliggende twee jaren. Dit is te verklaren door de gedeeltelijke sluiting van de kinderopvang in verband met de corona-pandemie. Met name de categorieën seksueel misbruik en fysiek geweld laten een lager aantal meldingen zien. Voor de andere categorieën, seksuele intimidatie en psychisch geweld valt op dat deze aantallen ondanks de gedeeltelijke sluiting vergelijkbaar zijn met 2018 en 2019.
Overlegplicht houders
Houders zijn verplicht mogelijke vermoedens van seksueel misbruik (zedenmisdrijven) en geweld (mishandeling) gepleegd door een met taken belast persoon voor te leggen aan de vertrouwensinspecteur.
Het moet dan gaan om:
– een mogelijk vermoeden van een misdrijf tegen de zeden en/of mishandeling;
– de dader is een met taken belast persoon (bijvoorbeeld een pedagogisch medewerker) van de opvang;
– het slachtoffer is een minderjarig kind dat opvang krijgt bij of via de opvang.
Aangifte doen
Als tijdens het overleg wordt geconcludeerd dat er sprake is van een redelijk vermoeden van een strafbaar feit (zeden of mishandeling), is de houder verplicht hiervan direct aangifte te doen bij de politie. De vertrouwensinspecteur ziet er op toe dat dit ook daadwerkelijk gebeurt. Wanneer er onvoldoende grond is voor aangifte of bij twijfel hierover, kan een melding door de houder bij, of overleg met de politie ook een mogelijke vervolgstap zijn. De vertrouwensinspecteur adviseert hierin en volgt de genomen stappen.
Hier kun je de factsheet downloaden >
32 procent van de kinderen in Nederland maakt ooit een vorm van seksueel geweld mee. Het is daarom ontzettend belangrijk dat kinderopvangprofessionals signalen van seksueel geweld of seksueel misbruik herkennen én actie (durven) ondernemen bij vermoedens van misbruik. Naomi Dessaur van Dessaur Trainingen geeft 12 belangrijke tips.