Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Samenwerking kinderopvang en onderwijs: wat valt er te leren?

Sommige scholen werken met zes bso’s, sommige bso’s met dertien scholen. De afstemming tussen school en bso is altijd al een hele puzzel. Het is dus niet zo verwonderlijk dat de samenwerking te wensen overliet bij het heropenen van de school na de coronasluiting. Maar kinderopvangdirecteuren zijn een stuk ontevredener dan schooldirecteuren, blijkt uit enquêtes. Tijd dus om van de coronacrisis te leren.

Kinderopvang en scholen zijn als een neef en nicht die elkaar niet zo aardig vinden. Dat zei Felix Rottenberg, voorzitter van de Brancheorganisatie Kinderopvang, in een veelbesproken interview in het tv-programma Op1 (9 mei). Niet alles wat Rottenberg zei klopte en was even subtiel. Daarover kwam een hoop gedoe, maar de neef-nichtvergelijking was eerder een understatement dan een overdrijving. In de coronaweken gingen kinderopvang en scholen rollebollend over straat. Dat begon al bij het regelen van de noodopvang. In veel gemeenten duurde het een poos voordat scholen doorkregen dat zij de opvang van basisschoolkinderen met ouders in cruciale beroepen niet zonder meer aan de kinderopvang konden overlaten en dat ook zij een opvangtaak hadden. Een van de uitzonderingen was het gezamenlijke initiatief van onderwijs en MIKZ Kinderopvang in Waalwijk, waar via een gezamenlijke website (opvangwaalwijk.nl) de noodopvang werd geregeld.

Veel goed gegaan

Ook Stefanie Verrijp, directeur van kinderopvangorganisatie Kivido in Oud-Beijerland en omgeving, zat al in een vroeg stadium met de onderwijsbesturen en de gemeente om de tafel. ‘Op 15 maart hebben wij al afspraken gemaakt over de noodopvang. Dat ging goed. In Hoeksche Waard hebben de kinderopvangorganisaties aangeboden om de noodopvang te doen. Dat waren zestig nieuwe kinderen. We hadden contact met school voor de lestaken. Daarvoor kwam een leerkracht naar de bso.’ Kivido doet zaken met vijf schoolbesturen. En heel veel is goed gegaan, zegt Verrijp. Maar wat haar wel opvalt, is dat bij het onderwijs eerst de lesinhoud komt en dan de rest. ‘Ze zijn erg naar binnen gericht en er wordt weinig rekening gehouden met werkende ouders. Wat mij verder verraste, is de invloed van schooldirecteuren en leerkrachten. Wij zullen het advies geven aan de scholen, maar zij gaan erover, zeggen schoolbesturen. Ze gaven de invulling in handen van de schooldirecteur, de medezeggenschapsraad en de leerkrachten. Dat betekende zeventien verschillende invullingen bij ons, terwijl wij het op bestuurlijk niveau behoorlijk eens waren. Dat leidde ook bij de gemeente weleens tot vragen.’

Geen regie

Omdat ook de minister-president en de minister van Onderwijs geen regie namen, ging het fout en trokken scholen hun eigen plan bij de opening van de scholen met vijftig procent. De kinderopvang smaakte daardoor nog wel de vreugde dat de bso zelfs in de persconferentie van Rutte werd genoemd. ‘Ik wil hier nogmaals benadrukken dat leerlingen het beste hele dagen naar school kunnen en niet een dagdeel. Halve lesdagen leiden tot meer vervoersbewegingen en er kunnen problemen ontstaan bij de buitenschoolse opvang.’ De overheid heeft te weinig de regie genomen, vindt de kinderopvang. Een zwakke plek in het systeem, zegt columnist Aleid Truijens (de Volkskrant, 12 mei): ‘Zo’n dertig jaar geleden is bij ons besloten om de onderwijsminister vleugellam te maken: de dagelijkse verantwoordelijkheid ging, met een zak geld, naar de scholen die “autonoom” werden.’

Frictie

Ten tijde van de oproep van de minister-president hadden verschillende scholen, hoewel een minderheid van ongeveer twintig procent, al de keus gemaakt om halve dagen open te gaan. Dat leidde tot frictie. Niet alleen met de buitenschoolse opvang, maar soms ook met het eigen schoolbestuur. Een school die voor halve dagen wilde gaan, werd door het bestuur teruggefloten. ‘De schoolleider wilde vooral zijn team beschermen’, zegt onderzoeker Femke Geijsel in NRC Handelsblad (11 mei). Haar collega Marlies Honingh: ‘Het bestuur keek juist naar het bredere gezondheidsperspectief en wilde het protocol volgen dat vlak voor de meivakantie verscheen. Uiteindelijk zijn ze er snel uitgekomen. Maar dat kan alleen als de relatie daarvoor al goed was.’ Marlies Honingh en Femke Geijsel, beiden universitair hoofddocent aan de Radboud Universiteit, onderzoeken de relatie tussen schoolbestuurders die meerdere scholen onder zich hebben en hun schoolleiders. Die kan knellen, vertellen ze in het artikel. ‘De coronacrisis vergroot bestuurlijke relaties uit. Als het al goed zat tussen schoolleider en bestuurder, worden beslissingen in harmonie genomen. Als het haperde, loopt het spaak.’ Geijsel: ‘Dan wordt het spannend: ontstaat er een machtsstrijd, of blijft een discussie om de inhoud gaan?’

Geen overleg

Ook Verrijp, die toch goed aangesloten was bij de vijf schoolbesturen, liep bij het opengaan van de school aan tegen slecht of geen overleg. ‘Met een paar scholen hadden we geen overleg, met de andere hadden we wel contact. Overleg bleek in de meeste gevallen dat de directeur zei dat we die en die brief morgen gaan sturen. Ik vind overleg iets waarbij partijen met elkaar aan tafel zitten, en beide een evenredige inbreng hebben. In het beste geval was er overleg, maar in brieven naar ouders stond slechts incidenteel: wij stoppen om 14:00 uur en we hebben met de bso afgesproken dat… Sommige scholen wisten ons pas op 6 mei te melden welke kinderen op welke dag naar school zouden gaan. Ach, ouders werken toch thuis: was de opvatting.’

Deze mening kwam je op Twitter ook nogal eens tegen: ‘Meer dan anders blijven ouders nog thuiswerken en is opvang niet nodig.’ Of: ‘Ik vraag me af wat de haast is. Ja, die basisschoolleerlingen beginnen morgen weer. MOETEN ze dan ook meteen naar de opvang?’ Je zou denken dat als deze coronatijd iets duidelijk maakt, het is dat onderwijs geen eiland is, maar een deel van de samenleving, zegt Geert de Wit, bestuursadviseur van de BMK en lid van de raad van bestuur van Stichting Kinderopvanggroep. ‘Heel werkend Nederland heeft zijn werk georganiseerd rond de schooltijden. Is er geen school, dan functioneert de arbeidsmarkt niet. Het is raar om als onderwijs die rol te ontkennen.’

Peiling

Zelfs tijdens het laatste weekend – op 9 en 10 mei – was voor een aantal bso’s niet duidelijk welke kinderen zij op maandag mochten verwachten. Slechts 30 procent van de ondervraagde bso’s voelde zich vanaf de start door de school bij de heropening betrokken. 37 procent gaf aan in de week vóór de opening nog helemaal niet betrokken te zijn door de school, zo bleek uit een peiling vanuit de brancheorganisaties. Dat staat in schril contrast met de peiling die de PO-Raad en de Algemene Vereniging van Schoolleiders deed over de samenwerking. Daarin zei 92 procent van de schoolleiders en bestuurders tevreden te zijn over de samenwerking tussen kinderopvang en school. (Nieuwsbrief PO-Raad, 12 mei) Tevreden gevoelens zijn nog geen feiten. Directief opleggen van besluiten is geen samenwerken, reageert de BK op deze peiling.

Het lesgeven op halve dagen helpt de werkende ouders niet. Maureen van Doorn, directeur van Kinderopvang SKR in Ridderkerk, ziet waar het spaak loopt. ‘Wij hebben zes scholen die onder één bestuur vallen. Vijf gaan met hele dagen werken, eentje werk in shifts en dat is heel ingewikkeld. Kinderen gaan van 8:30 tot 11:00 uur naar school, of van 12:00 tot 14:30. De bso begint om 14:00 uur. Die beleidsvrijheid is een onderdeel van de visie van het bestuur. De schooldirecteur heeft een grote mate van autonomie. Samen met de MR die over schooltijden zeggenschap heeft. Maar hoe de MR de achterban raadpleegt, durf ik niet te zeggen.’ Uiteindelijk zal het ook in Ridderkerk goedkomen, want niemand laat kinderen op het speelplein staan en de kinderopvang hecht aan een goede samenwerking met het onderwijs. Maar het is balanceren, zegt Van Doorn.

IKC

Waar bso en school in een IKC zitten, ging het in veel gevallen beter. Maar ook niet overal, bleek uit de peiling. Zelfs een bso die in hetzelfde gebouw zit als het onderwijs, las pas in de al verstuurde brief aan ouders wat school besloten had over de herstart. Oeps, vergeten te overleggen.

Corona Sanders-Koek, eigenaar van Zo Kinderopvang, roept op Twitter kinderopvang en onderwijs op om geen ruzie te maken: ‘We hebben andere taken, andere culturen, andere systemen, waardoor we in deze lastige puzzel langs elkaar zijn geschoten.’ Samenwerken met onderwijs en kinderopvang hoeft echt niet in een systeem, vindt Sanders-Koek. Dat is een punt waarop Geert de Wit het met haar oneens is. Hij vindt dat het onderwijs zich rekenschap moet geven van haar brede maatschappelijke impact. ‘De coronacrisis legt de eenzijdige focus van het onderwijs bloot’, zegt hij. ‘We moeten de samenwerking verdiepen. Met respect voor de leerkrachten die keihard werken en de bso die ook in normale tijden al een enorme logistieke puzzel moet oplossen. Laten we nu eens echt werk maken van een mooi arrangement van bredetalentontwikkeling. Met een dag van half negen tot half vijf gedurende 52 weken. Eigenlijk was het zoiets kleins, een sluitend rooster in elkaar zetten. En dat is ons niet gelukt. We moeten het maar zien als een shock-and-awe. Zo moeten we het niet doen.’

Bergen werk

Beide sectoren verzetten bergen werk, zegt voorzitter van de PO-Raad Rinda den Besten verzoenend in haar nieuwsbrief. ‘Dit is de kans om onze sectoren positief, krachtig en strijdbaar op de kaart te zetten en om te laten zien dat scholen en kinderopvangorganisaties het verschil maken in de ontwikkeling van kinderen.’ En om aan te vullen met De Wits woorden: en in het mogelijk maken dat ouders kunnen werken.

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen account, maak dan hieronder een account aan. Lees ook de spelregels.