Judith Kuiten ontwikkelt trainingen en tools en bouwt interne academies voor de kinderopvang. Tijdens deze trajecten kijkt ze naar verschillende onderdelen die volgens haar de ‘lerende organisatie’ vormen. ‘Ik kijk eerst naar de professionals binnen de organisatie. Wie zijn zij, waar hebben ze behoefte aan? Wat willen ze leren en hoe? Leert een medewerker liever uit een boek, willen ze een training of kijken ze juist liever een tijdje met een ervaren collega mee? Deze vragen worden vaak helemaal niet gesteld.’
Pedagogisch beleid
Ook het pedagogisch beleid neemt ze vaak onder de loep. ‘Wat betekent dat vaak gedegen beleidsstuk voor de mensen die er werken, voor nieuwe medewerkers? ‘Door dit heel concreet te vertalen naar de praktijk, kan dat het team heel veel houvast bieden. Vaak begint een pedagogische medewerker te werken, zonder precies te weten wat de pedagogische visie van de betreffende organisatie precies inhoudt.’
Een ander onderdeel dat de lerende organisatie beïnvloedt, is dat de organisatie in beeld moet hebben over welke (basis)kennis medewerkers moeten beschikken. ‘Daarnaast draag je positief bij aan een lerende organisatie wanneer helder is hoe men zich verhoudt ten opzichte van ouders en samenwerkingspartners.’
Kuiten weet dat de diversiteit binnen de sector groot is. De ene kinderopvang is de andere niet. ‘Er zijn organisaties die al veel aandacht besteden aan leren en ontwikkelen van hun team, er zijn er ook voor wie dit verhaal nog heel ver-van-hun bed staat. Daar is echt nog een wereld te winnen.’
Overleven
Kuiten weet ook dat veel kinderopvangorganisaties met tal van uitdagingen kampen. ‘Ze zijn soms bezig met overleven, het personeelstekort vraagt ook heel veel van het team. En in de waan van de dag is er dan vaak geen ruimte om even stil te staan en met afstand naar het reilen en zeilen van de organisatie te kijken. Terwijl dát volgens Kuiten juist in hectische tijden zo belangrijk is. ‘Juist dan moeten organisaties het durven om even pas op de plaats te maken. De basis moet op orde zijn, dan functioneert iedereen beter. Ik vergelijk het altijd maar met een opgeruimd huis. Dat geeft ook rust.’
Pedagogisch medewerkers hebben volgens Kuiten meer invloed dan wordt gedacht. Het grootste deel van de tijd staan zij natuurlijk op de groep. ‘Een gevaar, of valkuil, is dat, juist door de waan van de dag, ze dan van het een in het ander rollen. Dan kan het zo maar zijn dat een lastig gesprek met een veeleisende ouder of samenwerkingspartner hen overvalt. Als van tevoren meer ruimte wordt genomen om zo’n gesprek voor te bereiden, vergroot dat hun invloed.’
Lastige gesprekken
In de praktijk ziet Kuiten dat teamleiders of coaches vaak geneigd zijn om dit soort ‘lastige gesprekken’ over te nemen van de pedagogisch medewerker. ‘Door het over te nemen bevestigen ze, vaak onbewust, dat de medewerker dat zelf niet kan en geven ze haar de kans niet zich hierin te ontwikkelen. Vaak wordt er ook gerefereerd aan de beroepstrots: jij bent dé professional. Maar wanneer de betreffende medewerker dat (nog) niet voelt, kan hij of zij van dit soort “aanwijzingen” juist onzeker worden. Wat helpt is om aan de pedagogische medewerker de juiste vragen te stellen, bijvoorbeeld door te vragen naar de beleving van kinderen. Wat zien ze bijvoorbeeld gebeuren wanneer een kind met “open einde materiaal” speelt? Dan komt de professional aan het woord. Pedagogisch medewerkers zitten vol met prachtige verhalen waaruit hun ervaring en kennis spreekt. En dat is precies wat ze moeten laten zien wanneer ze in gesprek gaan met ouders of samenwerkingspartners.’
Kinderopvangorganisaties vergeten volgens Kuiten nog weleens om uit te leggen waarom bepaalde trainingen nodig zijn. ‘Je moet nu de babybijscholing volgen’, kan veel weerstand in het team oproepen. ‘Het voelt dan als een verplicht nummer.’ Organisaties die zich meer verdiepen in hun professionals en hun manier van leren krijgen daar volgens Kuiten heel veel voor terug. ‘Je ziet dan dat het vak weer echt gaat leven voor hen. En dat ze voelen dat ze serieus worden genomen en er ruimte is om zich te ontwikkelen. Los van datgene dat vanuit de Wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang (IKK) in 2025 verplicht is.’