Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

IJsbrand Jepma: ‘Huidige cao maakt een educatieve kwaliteitsslag onmogelijk’

Voor taken en werkzaamheden buiten de groep hebben pedagogisch medewerkers maar 50 uren per jaar beschikbaar, terwijl die uren nodig zijn om de gewenste educatieve kwaliteitsslag in de kinderopvang te maken. In het basisonderwijs zijn dat 600 uur per jaar. Hoe kan dit verschil zo groot zijn, vraag IJsbrand Jepma van Sardes zich af. 

Bij een voltijdsaanstelling hebben pedagogisch medewerkers 50 niet-groepsgebonden uren per jaar. In die tijd moeten ze overleggen in teamverband, reflecteren op hun doen en laten, elkaar feedback geven, praktijkonderzoek doen, ontwikkelen, bijscholen én tal van samenwerkingsrelaties onderhouden. Ter vergelijking: leerkrachten in het basisonderwijs hebben 600 niet-groepsgebonden uren per jaar beschikbaar. Hoe kan dit verschil zo groot zijn? 

Herkenning

Een post hierover van IJsbrand Jepma, onlangs op LinkedIn, oogstte veel bijval en (h)erkenning. Jepma is senior onderzoeker bij het onafhankelijk onderzoeks- en adviesbureau Sardes en actief in de kinderopvang. In zijn optiek is het voor pedagogisch medewerkers onmogelijk om een educatieve kwaliteitsslag in de kinderopvang te maken, omdat de cao Kinderopvang niet de juiste condities biedt die daarvoor nodig zijn. Dit constateert Jepma op grond van verschillende onafhankelijke onderzoeken die hij afgelopen jaar heeft afgerond. Bij een studie naar de toekomst van het pedagogisch educatieve stelsel in Nederland – een deelstudie van de Landelijke Kwaliteitsmonitor Kinderopvang – kreeg hij bijvoorbeeld van meerdere mensen in sleutelposities in de kinderopvang terug dat het in een IKC vrijwel ondoenlijk is om met leerkrachten en pedagogisch medewerkers teamscholing te volgen. Niet omdat ze niet willen, integendeel. Maar de cao’s lopen compleet uit de pas als het gaat om ruimte, tijd en middelen voor taken buiten de groep. 

Informeel leren

Daarnaast toont een studie over leren en ontwikkelen in de kinderopvang – in opdracht van het Arbeidsmarktfond FCB – een verschuiving aan van formeel naar informeel leren: learning by doing, ofwel leren vanuit ervaringen binnen de eigen beroepspraktijk. Die werkwijze vraagt tijd van mensen, maar die tijd is er niet of nauwelijks’, aldus Jepma. ‘Je kan wel leren op de groep met een coach, terwijl je ondertussen ook met de kinderen bezig bent, maar je hebt óók tijd nodig buiten de groep. Bijvoorbeeld om met elkaar een doel-gerelateerd aanbod te ontwikkelen rondom thema’s of projecten, inhouden te definiëren, speel-leeractiviteiten te ontwerpen en aan competentieontwikkeling te doen. Om collega’s te consulteren, bij elkaar op bezoek te gaan en samen een kwaliteitsdialoog te voeren. Dat doe je niet terwijl je ondertussen ook nog een baby de fles geeft en ergens een peuter de broek verschoont.’

Discrepantie

‘In ons onderzoek van de Landelijke Kwaliteitsmonitor Kinderopvang zien wij al langer de discrepantie tussen proceskwaliteit en educatieve kwaliteit binnen kinderopvangorganisaties. Met de kwaliteit van het proces en de structuur zit het allemaal wel goed, maar als het gaat om ontwikkelingskwaliteit – dus waar het aankomt op brede ontwikkelingsstimulering vanuit intenties – bestaan grote verschillen binnen de kinderopvang, terwijl het educatieve aspect alleen maar belangrijker wordt én werken in de kinderopvang interessanter maakt. Ouders stellen vaker de vraag: wat leert mijn kind bij jullie? Vanuit welke opvoedingsdoelen? Ouders worden steeds kritischer. En maatschappelijke vragen worden ook steeds meer losgelaten op de kinderopvang, het draait steeds om een stuk opvoeding en vorming.’

Concurrentiepositie

Jepma ziet graag dat de kinderopvangbranche zich realiseert dat ze onderdeel is van de gehele arbeidsmarkt in Nederland. Het gehele arbeidsmarktperspectief is van belang. ‘Ik zou willen dat er eens een keer goed wordt gekeken naar het werk zelf, naar de werksoort, de voorwaarden en de concurrentiepositie op de arbeidsmarkt. Is de kinderopvang aantrekkelijk genoeg voor jonge ambitieuze mensen? Zijn de cao’s van andere sectoren aantrekkelijker? ‘Ik weet dat dit ingewikkeld is’, aldus de onderzoeker, ‘de brancheorganisaties gaan hierover, het is niet aan mij. Maar ik heb altijd ontzettend veel compassie met de mensen die in de frontlinie staan. Daar moet je goed voor zijn. Dan kunnen zij op hun beurt goed zijn voor elkaar, de kinderen en hun ouders. Daarom denk ik dat het voor de organisatie prettig zou zijn als er iets van een takenbeleid is en dat die taken worden beloond met de uren die daarvoor nodig zijn om dat goed te organiseren. En dan zou je volgens mij op veel meer uren dan die 50 per jaar uitkomen. 

Aantrekkelijker

Uiteraard kosten extra niet-groepsgebonden taakuren geld, maar Jepma is ervan overtuigd dat die investering het vak aantrekkelijker maken. ‘En dat is nodig, want er is een groot tekort aan pedagogisch medewerkers op dit moment. Te weinig mensen hebben interesse in het vak, misschien omdat ze het te zwaar vinden, te weinig met de ontwikkeling van kinderen bezig kunnen zijn, maar misschien ook omdat ze de voorwaarden en het salaris niet goed genoeg vinden. In het concurrerende arbeidsmarktperspectief heeft de kinderopvang kennelijk niet de allerbeste positie, want de tekorten zijn groot, misschien nog wel groter dan in het onderwijs. En dáár hebben we het steeds over met z’n allen. Dat het zo erg is, maar over de tekorten in de kinderopvang hoor je bijna niemand, terwijl dat minstens zo erg is.’ 

Teken aan de wand

Hij vindt het een teken aan de wand dat de middelen voor leervertraging als gevolg van de coronacrisis uit het Nationaal Programma Onderwijs uitsluitend naar het onderwijs gaan en niet naar de kinderopvang. ‘Natúúrlijk heeft de lockdown ook de kinderopvang getroffen, locaties zijn herhaaldelijk gesloten, bij besmettingen zaten de kinderen thuis, maar daar gaat geen cent naar toe. Hebben de kinderen daar dan geen ontwikkelvertraging opgelopen? Dat zegt iets over de positie van de kinderopvang in het hele stelsel van onze pedagogisch-educatieve infrastructuur. Kinderopvang staat vaak een beetje achteraan of wordt vergeten door onze beslissers.’

Positie opeisen

‘Het stoort me mateloos dat kinderopvang en onderwijs nogal eens ongelijk worden behandeld en dat de sector nog niet de status krijgt die ze verdient. Qua maatschappelijke opdracht behoren ze tot het funderende stelsel in Nederland. In het onderwijs is de beroepstrots zo ver ontwikkeld, dat ze hun positie gewoon opeisen. Er lopen mensen rond die een stoel aan de overlegtafel claimen, boeken, columns en blogs schrijven, die promoveren aan de universiteit. Daardoor krijgt het vak meer aanzien. Ik zou het de kinderopvang ook zo gunnen dat daar pedagogisch medewerkers en coaches rondlopen die óók hun stem laten horen en discussies aanzwengelen. Hopelijk maakt de kinderopvang de komende jaren deze emancipatieslag in rap tempo.’ 

Verbrokkeld

Kinderen ontwikkelen zich aldoor, dat is een continu doorgaande lijn, maar de systemen erom heen (wet- en regelgeving, beleid, opleiding, kwaliteit, toezicht en financiering) zijn totaal niet samenhangend. De kinderopvang doet het op haar manier en het onderwijs doet het op zijn manier. Met heel andere voorwaarden, ook voor het personeel. ‘Als we de ontwikkeling van kinderen wat meer vanuit een uniform systeem benaderen, lukt het ook beter om die systemen op elkaar af te stemmen en aan te sluiten’, aldus Jepma, ‘nu is het bijna een prestatie van formaat om een IKC neer te zetten, maar dat is eigenlijk van de zotte dat het een prestatie moet zijn.’ 

Combinatiefuncties

Jepma schat dat Nederland op dit moment tussen de tien en twintig IKC’s telt die als toonbeeld voor de toekomst gelden. Op deze plekken is wél ruimte voor samenwerking, afstemming en (team)ontwikkeling. Extra kosten komen meestal voor rekening van de ouders of worden deels bekostigd vanuit het (gemeentelijk) onderwijsachterstandenbeleid via de voorschoolse educatie. ‘Dit zijn IKC’s die aan de voorkant al echt een eenheid zijn in pedagogiek, didactiek en management. Organisaties die uiteindelijk ook willen dat hrm-beleid en loopbaanontwikkeling goed op elkaar aansluit, zodat zij interessante combinatiefuncties kunnen creëren van deels onderwijsassistent en deels pedagogisch medewerker. Of een combinatie van sportcoach in de BSO én leraar op school. Ik denk ook dat we op grotere schaal toe moeten naar dat soort mooie constructies. Die maken het interessant om in deze sector te willen werken.’ 

Algemeen toegankelijk

Jepma ziet echter nogal wat beren op de weg om dergelijke IKC’s ook op andere plekken te realiseren. ‘Het grootste probleem op dat punt is dat we geen algemeen toegankelijk stelsel hebben in de kinderopvang, waardoor de kinderopvang voorbehouden is aan ouders met toeslagrecht. Misschien dat er een kabinet komt dat zegt, “we gaan iets doen met die algemene toegankelijkheid, gratis kinderopvang.” Dat dat zou een goede conditie zijn en stimulerend om meer IKC’s te krijgen. Mijn eerste prioriteit zou zijn: maak de kinderopvang algemeen toegankelijk. Maak geen exclusief systeem voor de happy few, zoals sommige IKC nu dreigen te zijn. Kinderen van ouders die niet werken hebben dan het nakijken.’

Een greep uit de (ingekorte) reacties op de LinkedIn-post van IJsbrand Jepma

Robert Sänger, directeur-bestuurder van Sinne kinderopvang, Leeuwarden vraagt zich o.a. af of de niet-groepsgebonden uren in de kinderopvang te laag en in het primair onderwijs te hoog liggen. ‘Zou het in de kinderopvang ook een factor van 1,4 moeten worden? En wie betaalt dat? Eerst maar zorgen dat we met alle roosterproblematiek die 50 niet-groepsgebonden uren kunnen waarmaken.’

Volgens Vigdis van der Giesen, bestuurder bij Stichting HefGroep – KindeRdam, slaat Jepma de spijker op zijn kop. ‘Bij Peuter & Co kunnen we met dank aan de financiering van de gemeente Rotterdam onze medewerkers tijd geven voor bijscholing, voorbereidingen, opstellen van groepsplannen en reflectie op de praktijk. In eerste instantie lijkt het bekostigen van niet-groepsgebonden uren geld te kosten, maar uiteindelijk gaan de kosten vóór de baten uit, want hoe eerder investeren in een kwalitatief goede educatieve/ontwikkelingsgerichte voorziening voor het jonge kind, hoe hoger het maatschappelijk rendement.’

Adrie Groot, secretaris van de Vereniging Netwerk Kindcentra: ‘Willen we echt werk maken van een optimaal ontwikkelklimaat voor kinderen van 0-13 jaar dan is gelijke facilitering van professionele begeleiders, of dat nu pm’ers of leerkrachten zijn, een uitgangspunt. Ik weet voorbeelden waar dit inmiddels bij een bestuur is geregeld en ook voor de pm’ers er niet kindgebonden uren beschikbaar zijn en ook een gelijk scholingsbudget. Op deze manier is sprake van gelijkwaardigheid en ontstaan mogelijkheden om in samenwerking en afstemming met elkaar het goede voor kinderen te doen. Dit betekent dat de kosten in opvang omhoog gaan en dit opgebracht dient te worden door ouders. In het genoemde voorbeeld bleek het mogelijk te zijn ouders, in dit geval de centrale cliëntenraad, er van te overtuigen dat de tariefsverhoging ten goede zou komen aan de kinderen. En dit is doorgezet en werd algemeen, op enkele ouders na, geaccepteerd.’

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen account, maak dan hieronder een account aan. Lees ook de spelregels.