Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties4

Eisen aan gezamenlijke buitenspeelruimte uitgesteld tot 2019

Door de Wet IKK en Wet Harmonisatie zijn er onduidelijkheden ontstaan over het gezamenlijk gebruik van de buitenspeelruimte. Demissionair minister Asscher heeft nu besloten om deze regelgeving op te schuiven naar januari 2019. Dit schrijft hij aan de Tweede Kamer.
buitenspeelruimte-Fotolia.jpg
Door de Wet IKK en Wet Harmonisatie zijn er onduidelijkheden ontstaan over het gezamenlijk gebruik van de buitenspeelruimte. - Foto: Fotolia

Asscher heeft onlangs overleg gevoerd met de sectorpartijen over de verduidelijking van de eisen aan de buitenspeelruimte. In het gesprek bleek dat alle partijen vonden dat de huidige eisen geen duidelijkheid bieden aan situaties waarin instanties hun buitenspeelruimte delen. Om hier duidelijkheid in te bieden, is het van belang om de regels aan de buitenspeelruimte te verhelderen, schrijft hij aan de Tweede Kamer.  De sectorpartijen willen uitzoeken of de huidige regelgeving op een andere manier verduidelijkt kan worden en dit bekijken naar aanleiding van praktijkvoorbeelden.

Eén jaar opschuiven

Om aan de geuite zorgen tegemoet te komen, heeft Asscher in overleg met de sectorpartijen besloten om de beoogde datum van inwerkingtreding van de nieuwe eisen aan de buitenspeelruimte één jaar op te schuiven, naar 1 januari 2019. ‘Dit biedt aan de sectorpartijen de mogelijkheid om op basis van casussen uit de praktijk andere mogelijkheden voor de verduidelijking van de eisen te verkennen. Op basis hiervan zal ik bezien of de nieuwe eisen aan de buitenspeelruimte aanpassing behoeven. Indien dit niet het geval is, zullen de nieuwe eisen met ingang van 1 januari 2019 in werking treden’, schrijft Asscher

Exclusief toegankelijk

In zijn brief van 16 juni had Asscher aangegeven hoe hij de eisen aan de buitenspeelruimte wil verduidelijken. ‘Uitgangpunt is dat de buitenspeelruimte gedurende de gehele opvang beschikbaar en exclusief toegankelijk is voor de in het kindercentrum aanwezige kinderen. Om samenwerking met andere instanties mogelijk te maken, kan een houder afspraken maken over gedeeld gebruik van een buitenspeelruimte. Voorwaarde voor het delen van de buitenspeelruimte is dat de gemaakte afspraken over het delen van de buitenspeelruimte worden vastgelegd in het pedagogisch beleidsplan. Hierbij moet er altijd sprake zijn vanverantwoorde kinderopvang.’ Op deze manier wordt gezorgd dat ook bij een gedeelde buitenspeelruimte kinderen voldoende gelegenheid en tijd krijgen om buiten te spelen, volgens Asscher. Sectorpartijen vonden deze verduidelijking niet helder genoeg.

Lees hier de complete brief van demissionair minister Asscher.

4 REACTIES

  1. Geachte heer Strik.
    Helemaal eens. Buitenruimte was bij de totstandkoming van de Wko al een sluitpost. 3 m2 buitenruimte per kind is al krap en delen maakt dat nog minder. Punt van mijn eerdere opmerking is dat er in het land tientallen kindercentra zijn die destijds met toestemming van de GDD/gemeente een 'gelijkwaardig alternatief' aanboden m.b.t. de eisen die aan de buitenruimte in de toenmalige beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen. Dus niet kleiner maar bijvoorbeeld niet helemaal aangrenzend. En de openstaande vraag is nog steeds hoe daar nu meer wordt omgegaan.

  2. Lees alle reacties
  3. Voor dagopvang beschikt een kindercentrum over aangrenzende, voor kinderen veilige en toegankelijke, alsmede op de leeftijd van de kinderen passend ingerichte buitenspeelruimte, waarvan de oppervlakte minimaal 3 m² bruto-oppervlakte speelruimte per aanwezig kind bedraagt. Dit is een eis!
    Het delen van buitspeelruimte geeft grote beperkingen voor de buitenbeleving van het kind, de groepen kinderen gaan over het algemeen rond de zelfde tijd naar buiten. Op deze manier halveer je de beschikbare tijd, als de oppervlakte met twee groepen wordt combineert. Binnenruimte wordt toch ook niet gecombineerd met andere groep(en), waarom wordt het buiten wel toegestaan?

  4. Misschien dat de sectorpartijen met iets meer voortvarendheid met duidelijke oplossingen en aanbevelingen kunnen komen i.p.v. zeggen dat de minister niet duidelijk genoeg is waarna het probleem doodleuk wordt doorgeschoven naar volgende jaar.
    Een deel van dit dossier ligt er al sinds 6 juni 2012, toen de Beleidsregels Kwaliteit Kinderopvang werden vervangen door het Besluit en de Regeling.
    Wat totaal niet duidelijk is, is wat nu de status van art 22 Bkkp is. Dat is een overgangsbepaling die door de minister een aantal keer is verlengd. Voor zover ik kan nagaan, kon er verlenging tot uiterlijk 30 juni j.l. plaatsvinden want zo gaat dat met AMvB's.
    Wat betekent dat nu voor houders in de periode 1 juli t/m 31 december a.s. En hoe zit dan vanaf 1 januari 2018 als het huidige Besluit (Bkkp) is vervangen door het Besluit IKK? Bestaat die overgangsbepaling dan nog ergo is die verlengd tot 1 januari 2019?
    Wie het weet mag het zeggen. Dat is namelijk wel van belang voor die kindercentra die sinds 6 juni 2012 door het bieden van een voor 6 juni 2012 toegestaan 'volwaardig alternatief', nu nog steeds afwijken van de formele wet- en regelgeving. Dat gaat in veel gevallen over buitenruimte.
    Enige tekst en uitleg door het ministerie is wel gewenst, lijkt me.

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen account, maak dan hieronder een account aan. Lees ook de spelregels.