Tijdens het fruit eten lees ik een boek voor over de egel. Hoe ziet de egel eruit? Waarom heeft hij stekels? De egel is nu eten aan het zoeken en gaat daarna in winterslaap. Wat eet een egel? Heeft iemand wel eens een egel gezien? ‘Zullen we naar het park gaan en kijken of we een egeltje kunnen vinden?’, vraag ik. Dat willen de kinderen wel! Plassen, jas aan, laarzen aan en hup in de kar.

Op zoek naar egels

Als we in het park zijn, mogen ze uit de kar. Ze beginnen te rennen. In het gras valt Noa op haar buik. Ze staat weer op en rent verder. Zo te zien heeft ze zich geen pijn gedaan. ‘Hoe heet deze plant ook alweer?’, vraag ik als ze uitgerend zijn. Er wordt nagedacht… ‘Dit is toch de brandnetel? Wat doet de brandnetel als je eraan komt?’ Tom is iets verdergelopen. ‘Juf José! Kom eens kijken!’, roept hij. ‘Ik heb poep gevonden!’ De brandnetel is vergeten. Alle kinderen staan om ‘de vondst’ heen. ‘Van wie is deze poep?’, vraag ik ’Van het konijn!’, roept Tom heel hard. ‘Dat lijkt er wel veel op Tom, maar de keutels kunnen ook van een haas zijn. Er wonen heel veel hazen in het parkbos.’

We lopen tussen een aantal brandnetels door. ‘Uitkijken waar je loopt, want dit zijn allemaal brandnetels. Als je eraan komt, krijg je prikkels aan je hand.’ Kay rent vooruit en valt…met z’n hand een beetje in de brandnetels. Kay huilt niet, maar ik zie aan hem dat het niet fijn voelt. De andere kinderen komen allemaal kijken bij Kay. Met een beetje wrijven gaat het gelukkig weer beter. Gelukkig hebben we laarzen en een lange broek aan’, zegt Tom. Ja, gelukkig maar!

Egels slapen overdag

We lopen met z’n allen verder. ‘Waar zal de egel zitten?’, vraag ik. ‘Is de egel nu wakker of zal hij slapen?’ ‘Wakker’, zegt Kay. ‘Dat zou je wel zeggen, maar de egel ligt nu te slapen’, zeg ik.  ‘Net als de uil ligt de egel te slapen als wij wakker zijn. Als wij slapen is de egel wakker en gaat hij op zoek naar eten. Als we de egel nu gaan zien, ligt hij te slapen.’ ‘Waar drinken de egels water?’, vraagt Tom. ‘Daar moeten we eens naar kijken, Tom. Zal de egel uit deze sloot water kunnen drinken?’ ‘Nee, daar kan de egel niet bij’, zegt Tom. ‘We gaan verder kijken.’

Molshopen

We lopen verder. In het gras zie ik twee hopen met aarde liggen. ‘Welk dier heeft dit gedaan?’, vraag ik. Er wordt diep nagedacht… ‘Dit heeft de mol gedaan, toch? Die maakt gangen onder de grond’, zeg ik. ‘Net als in het boekje van de mol die wil weten wie er op z’n kop heeft gepoept.’ Noa begint met haar handen de grond weg te halen. Kay doet dat met z’n laarzen. Nathan ziet nog een klein hoopje, een stukje verder op. Hij gaat bij de kleine molshoop kijken. ‘Daar woont ook een mol’, zeg ik. Ik zie naast de molshoop van Nathan een eikenboom staan met heel veel eikeltjes. ‘Kijk eens naar deze boom! Wat hangt hier aan de boom?’ Ik wijs naar de vruchten van de eikenboom. Weer wordt er diep nagedacht. ‘Dit zijn eikeltjes. Die groeien aan de eikenboom’, zeg ik.

Eikels

Nathan ziet de eikeltjes liggen op de grond en raapt ze één voor één op. De anderen volgen. Iedereen verzamelt de eikeltjes. Noa heeft er al heel veel gevonden. Ze heeft haar handen vol. ‘Stop ze maar in je zak’, zeg ik. ‘Dan kan je ze meenemen naar huis.’ Evi is ook druk aan het zoeken. ‘Ik geef ze aan Vigo!’, roept ze. Ze vertelt een heel verhaal over Vigo, haar broertje. De zakken worden voller en voller. Aan de boom hangen nog veel eikeltjes. Ik pluk een eikel met een dopje eraan en geef ’m aan Nathan. Nathan haalt de eikel uit het dopje. Hij probeert ‘m er weer in te stoppen, maar hij blijft niet meer vast zitten. Na even proberen, laat hij het dopje vallen en stopt hij de eikel in zijn jaszak.

Als de zakken vol zitten, lopen we naar een andere eikenboom. Daar zitten niet zoveel eikels in. Onder de boom groeien paddenstoelen. Op onze hurken bekijken we de paddenstoelen. ‘Hoeveel zijn het er?’, vraag ik. ‘1…2…3!’, roept Noa. ‘Heel goed, Noa!’

Struiken

Een stukje verderop staan struiken. ‘Zullen we eens bij die struiken gaan kijken? Misschien ligt daar de egel te slapen. Ik wijs naar de struiken. Noa en Evi geven elkaar een hand en al kletsend lopen ze naar de struiken. ‘Ssst… Misschien moeten we zachtjes doen voor als er echt een egel ligt te slapen.’ Op onze tenen zoeken we tussen de takken en de struiken. Helaas, we hebben geen egel gevonden. Naast de struiken ligt een plas water. ‘Kijk Tom, hier is een plas water in het gras. Hier kan de egel wel goed water drinken.’

We wandelen weer terug naar de kar. Als iedereen in de kar zit, wandelen we het park weer uit. We zien nog een aantal margrietjes groeien langs het fietspad. De koeien zwaaien we gedag. Welterusten egel, tot de volgende keer!