Er zijn niet alleen twee ministeries betrokken: vanaf het onderwijsachterstandenbeleid van OCW loopt de route via het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid naar de aanbieders van voorschoolse educatie aan peuters. Kinderopvangaanbieders die voorschoolse educatie aanbieden, zijn met handen en voeten gebonden aan de lokale OAB-agenda (Onderwijs achterstandenbeleid), die de basis vormt voor de subsidie die zij krijgen. Door deze krakeling-achtige constructie krijgen aanbieders te maken met een dubbele vorm van inspectie: zowel de GGD als de Inspectie van Onderwijs komen langs om te kijken of alles wel in orde is.
Dat is zo’n beetje de context.
Adviesrapport
In 2019 signaleert de Inspectie van het Onderwijs tekortkomingen: er is geen structureel toezicht op de proceskwaliteit en de kwaliteit van de voorschoolse educatie moet worden verbeterd. Het ministerie van OCW neemt kennis van de zorg van de Onderwijsinspectie en besluit kennelijk dat deze materie dermate complex is dat er een adviesrapport moet komen. De opdracht gaat naar AEF, een adviesbureau voor maatschappelijke vraagstukken die op haar website belooft met hoogwaardig adviezen te komen. En nu is het zover, dat wil zeggen, op 14 december 2021 wordt het rapport aan de Tweede Kamer aangeboden; het rapport zelf dateert van 22 september 2021. En wij kunnen nu kennisnemen van dit adviesrapport, waarvoor trouwens ook enkele aanbieders van voorschoolse educatie zijn geconsulteerd.
Vier scenario’s
Over het rapport van AEF valt veel interessants te vertellen. Niet omdat de uitkomst zo verrassend is: vier scenario’s waarmee je alsnog alle kanten uit kunt. Ook de vraagstelling en beschrijving van de context verrassen amper, met impliciete aannames voor de urgentie, zoals dat de doorgaande leerlijn steeds sterker wordt, maar ook dat voorschoolse educatie beter moet dan die nu wordt aangeboden.
Reactie BMK
Wat is er dan wel zo verrassend of opvallend aan dit rapport? Dat is het feit dat de BMK, de Brancheorganisatie Maatschappelijk Kinderopvang heeft besloten er een reactie op te geven: ‘De BMK heeft een aantal van haar leden gevraagd om deel te nemen aan de interviews met AEF. Onze leden hebben nadrukkelijk gepleit om de volledige inspectie (basisvoorwaarden en proceskwaliteit) onder te brengen bij de Inspectie van het Onderwijs (IvhO) in plaats van bij de GGD. Met name de kennis op het gebied van VVE en de wijze van inspecteren zoals die door de IvhO gebeurt, worden door onze leden gewaardeerd en als cruciaal gezien. Ook zou het toezicht van de IvhO een goede ontwikkeling zijn voor de doorgaande lijn met het onderwijs’.
Voetje vrijen
Tsjonge: daar sta ik dan wel even van te kijken. Het onderwijs heeft meer verstand van voorschoolse educatie dan de kinderopvang? En de IvhO weet het beter dan wijzelf? Die harmonisatie, die betekent niks. We zijn gewoon uitvoerders van het ministerie van OCW. Kennelijk heeft de BMK een kans gezien om via dit vraagstuk nog even te gaan voetjevrijen met het onderwijs? Zo komt het een beetje op mij over.
Proceskwaliteit meten
En inhoudelijk? In de kinderopvang wordt via de Landelijke Kwaliteitsmonitor Kinderopvang structureel onderzoek gedaan naar de proceskwaliteit. Daarvoor worden internationale, gevalideerde meetinstrumenten gebruikt. De rapporten daarover worden door ‘ons’ ministerie van SZW gedeeld met de Tweede Kamer. En ja, aanhoudend blijkt dat de educatieve proceskwaliteit beter kan. Niet dat het internationaal veel beter is, maar het zou flauw zijn om dat als excuus te gebruiken. Mijn punt is: de proceskwaliteit wordt wel degelijk gemeten, dit in tegenstelling tot het primair onderwijs.
Geen structuureisen
En weet OCW meer van VVE? Veel ‘OAB’-scholen voeren geen specifieke programma’s en er gelden zelfs geen structuureisen, terwijl die wel degelijk een voorspeller zijn van de proces-kwaliteit. En het OAB-geld is niet geoormerkt en komt rechtstreeks van OCW in de lumpsum.
Tot slot: de doorgaande lijn. Van alle peuters die deelnemen aan een VE-aanbod, kan blijkens onderzoek worden aangenomen dat ze er baat bij hebben. Jammer wel dat een flink daarvan geen continuering krijgt, omdat er in de aansluitende kleutergroepen geen toegespitst aanbod voor ze is. Redenen dus om niet applaudisserend achter het onderwijs aan te lopen als het gaat om de kennis van de voorschoolse en vroegschoolse educatie. Tenzij je daar andere redenen voor hebt.
Mooi blog Betsy. In de groepen 1-2 is het voortdurende “strijd” om voldoende middelen te krijgen om goed onderwijs te verzorgen, althans als ik kleuterleerkrachten mag geloven. Even plat gezegd, en ja er zijn echt ook uitzonderingen. Zoals het onderwijs de kinderopvang niet zo serieus neemt is dat intern in het primair onderwijs ook.
De boven/middenbouw zijn daar de leidende partijen. Er is in de kleutergroepen nauwelijks controle op de uitgevoerde vroegschoolse educatie. Zoals de situatie daar nu is, is een overheveling van voorschoolse educatie net zoiets als in de kliko gooien. Eerst maar een geoormerkte gelden van maken en gedegen inspectie op uitvoering en resultaten optuigen en als ze daar een “goedje” voor krijgen kun je altijd nog kijken of ze toe zijn aan een volgende stap.