De arbeidsparticipatie van vrouwen tussen de 15 en 65 jaar daalde van 60 procent in 2013 naar 58,4 procent in het eerste kwartaal van 2014. Moeders met jonge kinderen gingen ook minder werken. In 2013 werkte 70,3 procent van hen nog. In 2014 was dat nog 68,9 procent. Vergelijkbare dalingen zijn te zien in de categorieën vrouwen van 35 tot en met 45 jaar en alleenstaande moeders.
Vaders
Ook vaders met jonge kinderen werkten in het eerste kwartaal van 2014 minder dan in voorgaande jaren. In het algemeen is de arbeidsparticipatie bij mannen tussen de 15 en 65 jaar gedaald van 72,3 procent in 2013 naar 71,4 procent. De enige categorie waar sprake is van een stijging, is de categorie alleenstaande vaders. Andere groepen, zoals vaders die lid zijn van een ouderpaar en mannen van 35 tot 45 jaar, zijn minder actief geworden op de arbeidsmarkt. Overigens werken vaders met jonge kinderen nog altijd in 90,5 procent van de gevallen.
Het Ministerie van Sociale Zaken maakte behalve de arbeidsparticipatie-cijfers ook het gebruik van kinderopvangtoeslag in het eerste kwartaal van 2014 bekend. Hoewel er sprake is van een lichte daling, lijkt er eindelijk sprake van stabiliteit. Bekijk de cijfers hier.
Aantal gewerkte uren
Vrouwen tussen de 15 en 65 jaar die meer dan 12 uur werken zijn vrijwel hetzelfde aantal uren blijven werken: gemiddeld 28,5 uur in 2009 en 28,7 uur in het eerste kwartaal van 2014. Het gemiddeld aantal gewerkte uren door moeders met jonge kinderen is in diezelfde tijd gestegen van 25,4 uur in 2009 naar 26,6 uur in het eerste kwartaal van 2014.
De Rekenkamer tikte minister Asscher van Sociale Zaken onlangs op de vingers. De minister vergat de afgelopen jaren uit te leggen watgevolgen zijn van bezuinigingen op de kinderopvangtoeslag voor de arbeidsparticipatie van ouders. Asscher heeft het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) gevraagd om dit uit te rekenen. Deze zomer wordt dit rapport afgerond. Lees meer