Voor Jos Boonman, tot voor kort directeur van een aantal IKC’s in de regio Zevenaar, is het duidelijk: een eenhoofdig leiderschap is veruit het beste. ‘Het gaat bij een IKC om een doorlopende leerlijn van 0 tot 13 jaar, en daar hoort een organisatie bij die daar volledig op is ingericht. Met één persoon aan de leiding, zodat je echt kunt uitgaan van één visie. Dat geeft duidelijkheid voor kinderen, ouders en medewerkers.’
Het is al een probleem dat de meeste IKC’s achter de voordeur uit twee organisaties bestaan, en dat moet je niet versterken door een tweehoofdig leiderschap, aldus Boonman. ‘Die scheidslijn is voorlopig onvermijdelijk, al is het maar omdat de opvang deels particulier is ingericht en het onderwijs volledig uit de publieke middelen wordt betaald. En natuurlijk varieert de wetgeving enorm. Dat is al lastig genoeg. Als je dan ook nog eens twee directeuren aanstelt, verscherp je die scheidslijn alleen maar.’
Om zeven uur beginnen
Uiteraard is het nodig dat er vanuit die eenhoofdige leiding aandacht is voor zowel de opvang als het onderwijs. ‘Dat schuurt nog wel eens,’ geeft Boonman toe. ‘Ook bij praktische zaken, zoals een teambijeenkomst. Bij het onderwijs is de er de neiging om zoiets al om vier uur te laten beginnen. ‘Nee,’ zeg ik dan. ‘Een aantal van onze collega’s is vandaag pas om zeven uur klaar. Dan kunnen we pas beginnen.’ Maar dat is een kwestie van voortschrijdend inzicht en wennen aan elkaar.’
Iets vergelijkbaars geldt als er een vakantie op aanbreken staat. ‘In het onderwijs ben je gewend iedereen een fijne Kerstvakantie te wensen. In een IKC werken veel collega’s gewoon door. Ook daar moet aandacht voor zijn.’
Poloshirt
Bovendien is de presentatie soms een punt van aandacht. ‘Ik zie tijdens open dagen van IKC’s nog wel eens dat medewerkers een poloshirt of een naambordje hebben van hun eigen opvang- of onderwijsorganisatie. Dat gaat natuurlijk niet werken. Als je een IKC wilt zijn, moet jezelf ook als zodanig presenteren. En ook daarop is de kans groter bij een eenhoofdig leiderschap.’
Jos Boonman
Lastig is ook het regelen van taken die niet direct met het primaire proces te maken hebben. ‘Medewerkers in het onderwijs krijgen vaak automatisch uren toegewezen voor additionele taken, medewerkers in de opvang niet. Met als gevolg dat zij minder meedoen. Ook daar moet je aandacht voor hebben en een passende oplossing voor vinden.’
Onderbouwcoördinator 0-8 jaar
Voldoende aandacht voor de opvangpoot van een IKC kan dus een uitdaging zijn, maar wat helpt is volgens Boonman het aanstellen van een onderbouwcoördinator die niet alleen aan de lagere groepen van het onderwijs is verbonden, maar aan de volledige groep van 0-8 jaar.
Deze onderbouwcoördinator hoeft niet per se afkomstig te zijn uit de opvang, maar moet daar wel een goed inzicht in hebben. ‘In de praktijk is dat iemand die de opvang en de groepen 1 en 2 coördineert. Voor de IKC-directeur is dat dan een belangrijke schakel in de organisatie, de eerste verbinding tussen de opvang en het onderwijs.’
Sollicitatiecommissies
Bij het werven van een geschikte IKC-directeur is het verder een voorwaarde dat in benoemings- en sollicitatiecommissies zowel het onderwijs als de opvang goed zijn vertegenwoordigd. ‘Bij mijn aanstelling als IKC-directeur was dat zeker het geval. Mijns inziens is dat een garantie dat er voor beide sectoren voldoende aandacht is.’
Een eenhoofdige leiding bevalt Boonman dus goed. Vanuit Zonnekinderen, de opvangorganisatie waarmee zijn IKC’s samenwerkten, was er geen bezwaar tegen die aanpak. ‘Integendeel, we werkten altijd heel goed samen. Het gaat erom dat er vertrouwen is. Dat vertrouwen moet je verdienen door rekening te houden met elkaar en te werken aan een gezamenlijke visie en ambitie, om er met z’n allen echt één IKC van te maken.’
Tweehoofdige leiding
Voorstanders van een tweehoofdige leiding zijn er natuurlijk ook. Rudie Peeters, directeur van het Limburgse Hoera kindercentra, is één van hen. Hij begon overigens als voorstander van een eenhoofdig leiderschap maar veranderde gaandeweg van mening.
Toen zijn kinderopvangorganisatie enkele jaren geleden nauwer ging samenwerken met het onderwijs, was er voor hem geen twijfel aan de wenselijkheid van een IKC. ‘Zeker voor een krimpregio als de onze is dat de beste oplossing. Want alleen zo kun je op alle locaties voor een afnemend aantal ouderen en kinderen een goede dienstverlening blijven aanbieden.’
Faillissement kinderopvangpoot
Peeters was er aanvankelijk van overtuigd dat de opvang als sector zou verdwijnen en volledig zou opgaan in de IKC’s. Maar dat denkt hij inmiddels niet meer. ‘Ik heb het op verschillende locaties zien misgaan. Er was dan feitelijk geen sprake van een fusie maar van een overname. Het onderwijs ging de opvang erbij doen. Weliswaar met de beste bedoelingen, maar het pakte soms helemaal verkeerd uit. In één gemeente leidde dat zelfs tot het faillissement van de opvangpoot.’
Een IKC bestaat uit twee organisaties, en die moeten elk afzonderlijk worden aangestuurd door iemand die er verstand van heeft, vindt Rudie Peeters inmiddels. ‘En dat niet alleen vanwege inhoudelijke kennis, maar ook vanuit betrokkenheid. Je voelt je nu eenmaal het meest verbonden met de organisatie en de sector waar je jarenlang hebt gewerkt.’
Voorrang aan onderwijs
Peeters zag het bijvoorbeeld misgaan bij de deelname aan vergaderingen. ‘We zijn een grote organisatie en kunnen onze vergaderdata niet altijd afstemmen met de 35 afzonderlijke locaties. In de praktijk leidde dat er vaak toe dat IKC-directeuren voorrang gaven aan vergaderingen van het onderwijs, niet van de opvang. Op den duur werkt dat natuurlijk niet.’
Een gevaar is ook dat de opvang bij een IKC-directeur uit het onderwijs te schools wordt. ‘Bij de opvang gaat het toch meer om zaken als verzorging en hechting. En als de systemen niet aansluiten, moet de opvang zich vaak aanpassen aan het schoolsysteem in plaats van andersom. Denk bijvoorbeeld aan het kindvolgsysteem, dat vrijwel altijd dat van de onderwijspoot is.’
Ondernemerschap
Daar komt nog bij: de opvang brengt zaken als ondernemerschap in bij een IKC. ‘Bij scholen is dat minder ontwikkeld, wat logisch is als je volledig publiek wordt gefinancierd. Maar de kans dat dat innovatieve aspect verloren gaat, is groter als de opvang niet evenredig is vertegenwoordigd in de leiding.’
Een aparte schooldirecteur en een manager kinderopvang, met een gelijkwaardige rol en positie, dat is volgens Peeters het beste. ‘Nogmaals: opvang en onderwijs zijn allebei een vak. Een directeur die alles weet van beide sectoren en ook nog eens een toekomstvisie heeft, is niet of nauwelijks te vinden. Dat is gewoon teveel gevraagd voor één mens.’
Meerdere locaties
De IKC’s waar Hoera kindercentra aan deelneemt, kiezen dan ook steeds vaker voor duaal leiderschap. ‘Uiteraard vaak voor meerdere locaties, want onze IKC’s zijn klein. 200 kinderen is al heel wat. Dan kun je niet overal twee personen neerzetten met een leidinggevende functie, dat is niet te betalen. Bij een IKC met 800 kinderen is dat anders, maar bij ons is dat niet aan de orde.’
De kracht van een IKC bestaat volgens Peeters uit de expertise en ervaring van zowel onderwijs als kinderopvang. ‘Twee sectoren met hoogwaardige kennis op het gebied van opvoeden, opgroeien en ontwikkeling van kinderen. In een IKC werken we intensief samen om het totale aanbod voor kinderen naar een hoger niveau tillen. Gelijkwaardig aan elkaar, dus in een duaal bestuur.’