De professionals in de proeftuinen zijn volgens het rapport enthousiast over de intensievere samenwerking. Ze zeggen veel van elkaar te leren, waardoor er ‘een gemeenschappelijke visie op de ontwikkeling en ondersteuning van kinderen ontstaat’. In sommige proeftuinen is een inclusiepedagoog aangesteld om pedagogisch medewerkers en leerkrachten te coachen in het omgaan met verschillen tussen kinderen. Zij voelen zich hierdoor beter toegerust, en ook deze pedagoog blijkt de onderlinge samenwerking te versterken.
Minder doorverwijzingen
Het is de bedoeling dat deze toename in competenties en interprofessionele samenwerking leidt tot betere inclusie van alle kinderen, en dus tot minder doorverwijzingen naar speciaal onderwijs of jeugdhulp. Maar dit effect kan nog niet duidelijk worden aangetoond. Eén proeftuin kon cijfers aanreiken over het aantal doorverwijzingen, en daaruit kan het wetenschapsteam slechts een voorzichtige aanwijzing halen dat meer samenwerking leidt tot minder doorverwijzingen.
Focus op inclusie
De onderzoekers hebben gezien dat veel proeftuinen het moeilijk vonden om gedurende het project het oorspronkelijke doel, inclusie, goed in beeld te houden. Regelmatig werd er samengewerkt om het samenwerken. Terwijl interprofessionele samenwerking een middel is en geen doel op zich. De bezoeken van het wetenschapsteam aan de proeftuinen hielpen leidinggevende en professionals hun focus weer terug te krijgen. Het is daarom verstandig altijd onderzoekers, experts of andere ondersteuning in te zetten tijdens de ontwikkeling naar meer inclusief werken, adviseert het team. De kwaliteit van de uitvoering/praktijk is gebaat bij dit ‘vreemde ogen-principe’.
Randvoorwaarden
Verder meldt het rapport de volgende randvoorwaarden voor een succesvolle implementatie van inclusief werken:
- Eén taal en visie blijken van groot belang te zijn.
- Onderdak in één gebouw is geen garantie voor betere samenwerking, maar het helpt wel als men door één fysiek onderkomen elkaar gemakkelijk kan ontmoeten.
- Een ‘trekker’, een of meerdere figuren in het netwerk, die contacten leggen en onderhouden, zorgen voor ontmoetingen en uitwisselingen.
- Directe betrokkenheid van gemeenten: initiërend, stimulerend en verbindend.
- Voldoende tijd en middelen. Daarnaast bleken professionals ook behoefte te hebben aan duidelijkheid over het wel of niet continueren van de aanpak. In het scheppen van duidelijkheid ligt een belangrijke rol voor betrokken bestuurders en gemeente.
Ouderbetrokkenheid
Het was de bedoeling dat ook ouders een actieve rol zouden krijgen binnen de proeftuinen, zowel bij de planvorming als in de uitvoering. Maar dit is niet optimaal tot bloei gekomen, concluderen de onderzoekers. Misschien is dat een kwestie van tijd: ‘de professionals moesten wellicht eerst elkaar vinden om de ouders daarna goed te kunnen betrekken’. Maar de onderzoekers vragen zich af of deze volgorde wel logisch is. De actieve betrokkenheid van ouders is volgens hen een belangrijke opdracht voor de toekomst. ‘Zij zouden niet meer hoeven te zoeken naar de juiste ondersteuning voor hun kind, ook als er extra steun nodig is, omdat dit gewoon beschikbaar is op de plek waar hun kind verblijft.’
In mei lichtte PACT-teamleider Jeanette Doornenbal al voorzichtig een tipje van de sluier op van de onderzoeksresultaten. Zij constateerde dat er bottom-up veel enthousiasme is voor PACT, maar dat dat van bovenaf goed gefaciliteerd moet worden. Lees meer