De kwestie hangt samen met het verzoek aan ouders van de landelijke overheid om de rekening van de kinderopvang door te betalen tijdens de eerste lockdown. Daardoor waren kinderopvangorganisaties in staat noodopvang te bieden aan kinderen van ouders met een cruciaal beroep en aan kinderen in een kwetsbare positie.
De overheid beloofde op 20 maart 2020 ouders te compenseren voor de kosten van kinderopvang waarvan zij geen gebruik van konden maken. Met de branchepartijen werd afgesproken dat kinderopvangondernemers het deel van de uurprijs dat uitkwam boven het wettelijke deel (het maximale uurtarief voor de kinderopvangtoeslag), zelf aan ouders zouden terugbetalen.
Geschillencommissie
De meeste kinderopvangondernemers voldeden aan dit ‘dringende advies’ maar niet allemaal. Een ouder die het bovenwettelijke deel niet terugkreeg van de kinderopvangorganisatie en wel alle rekeningen had betaald, kaartte dit vervolgens aan aan bij de Geschillencommissie kinderopvang.
Deze ouder is recent in het gelijk gesteld. De Geschillencommissie oordeelt dat ‘de reden voor het niet presteren (overmacht) valt in de risicosfeer van de ondernemer’. Dit leidt ertoe dat de ondernemer voor de periode van 16 maart tot en met 11 mei 2020 gehouden is tot terugbetaling aan de consument van een bedrag van € 207,87 (11,2 uur x € 0,58 x 32 dagen).
Handvat voor ouders
De uitspraak van de Geschillencommissie betreft een individuele ouder en een specifieke situatie. Toch is deze uitspraak een handvat voor ouders die dit deel van de kosten nog niet hebben teruggekregen van hun kinderopvangorganisatie, aldus oudervereniging BOinK. ‘Wij adviseren ouders dan ook om de kinderopvangorganisatie die niet bereid is deze kosten terug te betalen, te wijzen op deze uitspraak. Mocht dit niet helpen, dan kunt u altijd nog een geschil indienen bij de Geschillencommissie.’